reviewHerzienchevron down
English Vocabulary in Use - Elementary /

57. Words and Prepositions

1 / 22
Afsluiten
1-
to listen
2-
to belong
3-
to wait
4-
to ask
5-
to pay
6-
to come
7-
to think
8-
to thank
9-
to apologize
10-
to look
11-
to look
12-
to look
13-
to look forward to
14-
to look after
15-
used to
16-
to get used to
17-
proud
18-
good
19-
bad
20-
interested
21-
happy
22-
afraid
to listen
to listen
werkwoord
l
l
i
ɪ
s
s
t
e
ə
n
n
Spelling
Sluiten
Inloggen
(aandachtig luisteren)

(aandachtig luisteren)

luisteren

to give our attention to the sound a person or thing is making

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to belong
to belong
werkwoord
b
b
e
ɪ
l
l
o
ɑ:
n
n
g
g
(toebehoren aan)

(toebehoren aan)

behoren tot

to be one's property

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
to wait
to wait
werkwoord
uk flag
/weɪt/
(afwachten)

(afwachten)

wachten

to not leave until a person or thing is ready or present or something happens

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to ask
werkwoord
a
æ
s
s
k
k
(eisen)

(eisen)

vragen

to demand or expect something from someone

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
to pay
to pay
werkwoord
p
p
a
e
y
ɪ
(afslaan)

(afslaan)

betalen

to give someone money in exchange for goods or services

to come
to come
werkwoord
c
k
o
ʌ
m
m
e
(kom)

(kom)

komen

to move toward a location that the speaker considers to be close or relevant to them

go

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to think
to think
werkwoord
th
θ
i
ɪ
n
n
k
k
(overwegen)

(overwegen)

denken

to use your mind to understand something, solve a problem, make a decision, etc. or to use it to consider someone or something

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to thank
to thank
werkwoord
th
θ
a
æ
n
n
k
k
(danken)

(danken)

bedanken

to show gratitude to someone for what they have done

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
to apologize
to apologize
werkwoord
a
ə
p
p
o
ɑ
l
l
o
ə
g
ʤ
i
aɪ
z
z
e
(excuseren)

(excuseren)

zich verontschuldigen

to tell a person that one is sorry for having done something wrong

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to look
to look
werkwoord
l
l
oo
ʊ
k
k
(opletten)

(opletten)

kijken

to pay attention to someone or something by turning one's eyes toward them

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to look
to look
werkwoord
l
l
oo
ʊ
k
k
(kijken naar)

(kijken naar)

zoeken

to search for something or someone

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
to look
to look
werkwoord
l
l
oo
ʊ
k
k
(blikken)

(blikken)

kijk

to turn our eyes toward a person or thing that we want to see

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to look forward to
to look forward to
werkwoord
uk flag
/lˈʊk fˈoːɹwɚd tuː/
(verwachten)

(verwachten)

uitkijken naar

Collocation

to wait with satisfaction for something to happen

Grammaticale Informatie:

Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
look
partikel van de uitdrukking
forward to
to look after
to look after
werkwoord
uk flag
/lˈʊk ˈæftɚ/
(zorgen voor)

(zorgen voor)

verzorgen

to take care of someone or something and attend to their needs, well-being, or safety

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
look
partikel van de uitdrukking
after
used to
bijvoeglijk naamwoord
uk flag
/ˈjuːst ˌtu/
(vertrouwd met)

(vertrouwd met)

gewend aan

familiar with or accustomed to something from past experience

to get used to
Zinsdeel
uk flag
/ɡɛt jˈuːzd tuː/
N/A

N/A

to become accustomed or familiar with something, especially something that was previously unfamiliar or uncomfortable

proud
proud
bijvoeglijk naamwoord
p
p
r
r
o
a
u
ʊ
d
d
(trots)

(trots)

tevreden

feeling satisfied with someone or one's possessions, achievements, etc.

humble
good
good
bijvoeglijk naamwoord
g
g
oo
ʊ
d
d
(sterk)

(sterk)

uitstekend

showing exceptional skill or talent in a particular activity or field

bad
bijvoeglijk naamwoord
b
b
a
æ
d
d
(defect)

(defect)

slecht

not working properly

interested
interested
bijvoeglijk naamwoord
i
ɪ
n
n
t
t
e
ɜ
r
r
e
ə
s
s
t
t
e
ə
d
d
(belangstellend)

(belangstellend)

geïnteresseerd

having a feeling of curiosity or attention toward a particular thing or person because one likes them

uninterested
happy
happy
bijvoeglijk naamwoord
h
h
a
æ
pp
p
y
i
(blij)

(blij)

gelukkig

emotionally feeling good

unhappy
afraid
afraid
bijvoeglijk naamwoord
a
ə
f
f
r
r
ai
eɪ
d
d
(bang)

(bang)

angstig

getting a bad and anxious feeling from a person or thing because we think something bad or dangerous will happen

unafraid

Gefeliciteerd! !

U hebt 22 woorden geleerd van undefined. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

practice