1-
fog
2-
foggy
3-
cloud
4-
cloudy
5-
cold
6-
cold
7-
ice
8-
icy
9-
sun
10-
sunny
11-
wind
12-
windy
13-
snow
14-
snowy
15-
rain
16-
wet
17-
to shine
18-
to blow
19-
to snow
20-
to rain
21-
to come out
22-
thick
23-
heavy
24-
light
25-
strong
26-
sky
27-
clear
28-
extremely
29-
hot
30-
to pour
31-
shower
32-
thunderstorm
33-
humid
34-
thunder
35-
lightning
36-
boiling
37-
warm
38-
cool
39-
chilly
40-
freezing
41-
mild
lesson summary
fog
fog
zelfstandig naamwoord
f
f
o
ɑ
g
g
Spelling
Sluiten
Inloggen
(nevel)

(nevel)

mist

a thick cloud close to the ground that makes it hard to see through

foggy
foggy
bijvoeglijk naamwoord
f
f
o
ɑ
gg
g
y
i
(nevelig)

(nevelig)

mistig

filled with fog, creating a hazy atmosphere that reduces visibility

cloud
cloud
zelfstandig naamwoord
c
k
l
l
o
a
u
ʊ
d
d
wolk

wolk

a white or gray visible mass of water vapor floating in the air

cloudy
cloudy
bijvoeglijk naamwoord
c
k
l
l
o
a
u
ʊ
d
d
y
i
(bedekt)

(bedekt)

bewolkt

having many clouds up in the sky

clear
cold
cold
zelfstandig naamwoord
c
k
o
l
l
d
d
(koelte)

(koelte)

kou

the temperature that is below what is considered normal or comfortable for a particular thing, person, or place

hotness
cold
cold
bijvoeglijk naamwoord
c
k
o
l
l
d
d
(ijskoud)

(ijskoud)

koud

having a temperature lower than the human body's average temperature

hot
ice
ice
zelfstandig naamwoord
i
c
s
e
ijs

ijs

frozen water, which has a solid state

icy
icy
bijvoeglijk naamwoord
i
c
s
y
i
(bitterkoud)

(bitterkoud)

ijskoud

so cold that is uncomfortable or harmful

sun
sun
zelfstandig naamwoord
s
s
u
ʌ
n
n
(dagster)

(dagster)

zon

the large, bright star in the sky that shines during the day and gives us light and heat

sunny
sunny
bijvoeglijk naamwoord
s
s
u
ʌ
nn
n
y
i
(stralend)

(stralend)

zonnig

very bright because there is a lot of light coming from the sun

wind
wind
zelfstandig naamwoord
w
w
i
ɪ
n
n
d
d
(bries)

(bries)

wind

air that moves quickly or strongly in a current as a result of natural forces

windy
windy
bijvoeglijk naamwoord
w
w
i
ɪ
n
n
d
d
y
i
(stormachtig)

(stormachtig)

winderig

having a lot of strong winds

snow
snow
zelfstandig naamwoord
s
s
n
n
o
w
sneeuw

sneeuw

small, white pieces of frozen water vapor that fall from the sky in cold temperatures

snowy
snowy
bijvoeglijk naamwoord
s
s
n
n
o
w
y
i
(sneeuwrijk)

(sneeuwrijk)

besneeuwd

covered or filled with snow

rain
rain
zelfstandig naamwoord
r
r
ai
n
n
regen

regen

water that falls in small drops from the sky

wet
wet
bijvoeglijk naamwoord
w
w
e
ɛ
t
t
(vochtig)

(vochtig)

nat

characterized by rain or moisture

to shine
to shine
werkwoord
sh
ʃ
i
n
n
e
(stralen)

(stralen)

schijnen

(of the sun) to produce and direct light

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to blow
to blow
werkwoord
b
b
l
l
o
w
(blazen)

(blazen)

waaien

(of wind or an air current) to move or be in motion

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to snow
to snow
werkwoord
s
s
n
n
o
w
sneeuwen

sneeuwen

(of water) to fall from the sky in the shape of small and soft ice crystals

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to rain
to rain
werkwoord
r
r
ai
n
n
regenen

regenen

(of water) to fall from the sky in the shape of small drops

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to come out
to come out
werkwoord
uk flag
/kˈʌm ˈaʊt/
(tevoorschijn komen)

(tevoorschijn komen)

verschijnen

to become visible or be seen by others

Grammaticale Informatie:

Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
come
partikel van de uitdrukking
out
thick
thick
bijvoeglijk naamwoord
th
θ
i
ɪ
ck
k
(dicht)

(dicht)

dik

(of the air, fog, etc.) heavily packed with particles, moisture, or pollutants, making it difficult to see or breathe

heavy
bijvoeglijk naamwoord
h
h
ea
ɛ
v
v
y
i
(intens)

(intens)

zwaar

great in amount, degree, or intensity; worse than usual in severity

light
light
bijvoeglijk naamwoord
l
l
i
gh
t
t
(zacht)

(zacht)

licht

mild in nature, not strong or harsh

strong
bijvoeglijk naamwoord
s
s
t
t
r
r
o
ɑ
n
n
g
g
(krachtig)

(krachtig)

sterk

having or wielding force or authority

sky
sky
zelfstandig naamwoord
s
s
k
k
y
hemel

hemel

the space above the earth where the sun, clouds, stars, and the moon are and we can see them

clear
clear
bijvoeglijk naamwoord
c
k
l
l
ea
ɪ
r
r
(opgeklaard)

(opgeklaard)

helder

without clouds or mist

cloudy
extremely
extremely
bijwoord
e
ɪ
x
ks
t
t
r
r
e
i
m
m
e
l
l
y
i
(erg)

(erg)

extreem

to a very great amount or degree

Grammaticale Informatie:

Onvergelijkbaar
Bijwoord van Graad
hot
hot
bijvoeglijk naamwoord
h
h
o
ɑ:
t
t
(warm)

(warm)

heet

having a higher than normal temperature

cold
to pour
to pour
werkwoord
p
p
ou
ɔ
r
r
( stortregenen)

( stortregenen)

gieten

to rain heavily and in a large amount

Grammaticale Informatie:

Intransitief
shower
shower
zelfstandig naamwoord
sh
ʃ
o
a
w
ʊ
e
ə
r
r
(regenbui)

(regenbui)

bui

a brief period of rain or snow

thunderstorm
thunderstorm
zelfstandig naamwoord
th
θ
u
ʌ
n
n
d
d
e
ə
r
r
s
s
t
t
o
ɔ
r
r
m
m
(donderstorm)

(donderstorm)

onweersbui

‌a storm with thunder and lightning and often heavy rain

humid
humid
bijvoeglijk naamwoord
h
h
u
ju:
m
m
i
ɪ
d
d
(broeierig)

(broeierig)

vochtig

(of the climate) having a lot of moisture in the air, causing an uncomfortable and sticky feeling

thunder
thunder
zelfstandig naamwoord
th
θ
u
ʌ
n
n
d
d
e
ə
r
r
(bliksem)

(bliksem)

donder

the loud crackling noise that is heard from the sky during a storm

lightning
lightning
zelfstandig naamwoord
l
l
i
gh
t
t
n
n
i
ɪ
n
n
g
g
(weerlicht)

(weerlicht)

bliksem

a bright flash, caused by electricity, in the sky or one that hits the ground from within the clouds

boiling
boiling
bijvoeglijk naamwoord
b
b
oi
ɔɪ
l
l
i
ɪ
n
n
g
g
(loeiend)

(loeiend)

brandend

having an intense, almost unbearable heat

warm
warm
bijvoeglijk naamwoord
w
w
a
ɑ
r
r
m
m
(lauw)

(lauw)

warm

having a temperature that is high but not hot, especially in a way that is pleasant

cool
cool
cool
bijvoeglijk naamwoord
c
k
oo
u
l
l
(verfrissend)

(verfrissend)

koel

having a pleasantly mild, low temperature

warm
chilly
chilly
bijvoeglijk naamwoord
ch
ʧ
i
ɪ
ll
l
y
i
(kil)

(kil)

koud

cold in an unpleasant or uncomfortable way

freezing
freezing
bijvoeglijk naamwoord
f
f
r
r
ee
i
z
z
i
ɪ
n
n
g
g
(ijskoud)

(ijskoud)

vriezend

regarding extremely cold temperatures, typically below the freezing point of water

mild
mild
bijvoeglijk naamwoord
m
m
i
l
l
d
d
(mild)

(mild)

zacht

(of weather) pleasantly warm and less cold than expected

Gefeliciteerd! !

U hebt 41 woorden geleerd van undefined. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

practice