reviewHerzienchevron down
English Vocabulary in Use - Advanced /

012. Relationships: Ups and Downs

1 / 31
Afsluiten
1-
loyal
2-
loyalty
3-
supportive
4-
honest
5-
truthful
6-
respectful
7-
to respect
8-
disloyal
9-
disloyalty
10-
unsupportive
11-
critical
12-
dishonest
13-
untruthful
14-
disrespectful
15-
disrespect
16-
two-faced
17-
ally
18-
bitter
19-
scrupulously
20-
distant
21-
complete
22-
unswerving
23-
staunch
24-
to break down
25-
genuine
26-
misunderstanding
27-
rift
28-
to develop
29-
discord
30-
to see eye to eye
31-
to split up
loyal
bijvoeglijk naamwoord
l
l
o
ɔ
y
ɪ
a
ə
l
l
Spelling
Sluiten
Inloggen
(loyaal)

(loyaal)

trouw

showing firm and constant support to a person, organization, cause, or belief

disloyal
loyalty
zelfstandig naamwoord
l
l
o
ɔ
y
ɪ
a
ə
l
l
t
t
y
i
(trouw)

(trouw)

loyaliteit

a strong sense of commitment, faithfulness, and devotion towards someone or something

disloyalty
supportive
supportive
bijvoeglijk naamwoord
s
s
u
ə
pp
p
o
ɔ
r
r
t
t
i
ɪ
v
v
e
(steunend)

(steunend)

ondersteunend

giving encouragement or providing help

unsupportive
honest
honest
bijvoeglijk naamwoord
h
o
ɑ
n
n
e
ə
s
s
t
t
(oprecht)

(oprecht)

eerlijk

telling the truth and having no intention of cheating or stealing

dishonest
truthful
truthful
bijvoeglijk naamwoord
t
t
r
r
u
u
th
θ
f
f
u
ə
l
l
(oprecht)

(oprecht)

eerlijk

(of a person) telling the truth without deceit or falsehood

untruthful
respectful
respectful
bijvoeglijk naamwoord
r
r
e
ɪ
s
s
p
p
e
ɛ
c
k
t
t
f
f
u
ə
l
l
(eerbiedigend)

(eerbiedigend)

respectvol

treating others with politeness, consideration, and dignity

disrespectful
to respect
to respect
werkwoord
r
r
e
i
s
s
p
p
e
ɛ
c
k
t
t
(waarderen)

(waarderen)

respecteren

to admire someone because of their achievements, qualities, etc.

disrespect

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
disloyal
disloyal
bijvoeglijk naamwoord
d
d
i
ɪ
s
s
l
l
o
ɔ
y
ɪ
a
ə
l
l
(afvallig)

(afvallig)

ontrouw

failing to remain faithful to a person, group, or cause

loyal
disloyalty
zelfstandig naamwoord
d
d
i
ɪ
s
s
l
l
o
ɔ
y
ɪ
a
ə
l
l
t
t
y
i
N/A

N/A

the quality of being disloyal

loyalty
unsupportive
bijvoeglijk naamwoord
u
ʌ
n
n
s
s
u
ə
pp
p
o
o:
r
r
t
t
i
ɪ
v
v
e
N/A

N/A

not furnishing support or assistance

supportive
critical
critical
bijvoeglijk naamwoord
c
k
r
r
i
ɪ
t
t
i
ɪ
c
k
a
ə
l
l
(kritiek)

(kritiek)

cruciaal

extremely important or necessary

dishonest
dishonest
bijvoeglijk naamwoord
d
d
i
ɪ
sh
s
o
ɑ
n
n
e
ə
s
s
t
t
(bedrieglijk)

(bedrieglijk)

oneerlijk

not truthful or trustworthy, often engaging in immoral behavior

honest
untruthful
bijvoeglijk naamwoord
u
ə
n
n
t
t
r
r
u
u
th
θ
f
f
u
ə
l
l
N/A

N/A

not expressing or given to expressing the truth

truthful
disrespectful
disrespectful
bijvoeglijk naamwoord
d
d
i
ɪ
s
s
r
r
e
ɪ
s
s
p
p
e
ɛ
c
k
t
t
f
f
u
ə
l
l
(onbeleefd)

(onbeleefd)

respectloos

behaving or talking in a way that is inconsiderate or offensive to a person or thing

respectful
disrespect
zelfstandig naamwoord
d
d
i
ɪ
s
s
r
r
e
ɪ
s
s
p
p
e
ɛ
c
k
t
t
(onegardigheid)

(onegardigheid)

respectloosheid

an action or speech that offends a person or thing

two-faced
two-faced
bijvoeglijk naamwoord
uk flag
/tˈuːfˈeɪsd/
(hypocriet)

(hypocriet)

persoon met twee gezichten

a dishonest and deceitful individual whose behavior and words are contradictory to what they think or believe

ally
ally
zelfstandig naamwoord
a
æ
ll
l
y
(allié)

(allié)

bondgenoot

a country that aids another country, particularly if a war breaks out

bitter
bitter
bijvoeglijk naamwoord
b
b
i
ɪ
tt
t
e
ə
r
r
(gevoegd)

(gevoegd)

bitter

(of a person) refusing or unable to let go of anger or hatred toward others or past events

scrupulously
scrupulously
bijwoord
s
s
c
k
r
r
u
u
p
p
u
j
ə
l
l
ou
ə
s
s
l
l
y
i
(nauwgezet)

(nauwgezet)

zorgvuldig

with great attention to details

distant
distant
bijvoeglijk naamwoord
d
d
i
ɪ
s
s
t
t
a
ə
n
n
t
t
(ontoegankelijk)

(ontoegankelijk)

afstandelijk

emotionally unavailable or unapproachable

complete
bijvoeglijk naamwoord
c
k
o
ə
m
m
p
p
l
l
e
i
t
t
e
(totaal)

(totaal)

volledig

total or absolute, often used to emphasize that something is fully or entirely so

unswerving
bijvoeglijk naamwoord
u
ə
n
n
s
s
w
w
e
ɜ
r
r
v
v
i
ɪ
n
n
g
g
N/A

N/A

firm and dependable especially in loyalty

staunch
bijvoeglijk naamwoord
s
s
t
t
au
ɔ
n
n
ch
ʧ
(hevig)

(hevig)

standvastig

showing strong support for a person, cause, or belief

to break down
to break down
werkwoord
uk flag
/bɹˈeɪk dˈaʊn/
(in elkaar storten)

(in elkaar storten)

in huilen uitbarsten

to lose control and start crying

Grammaticale Informatie:

Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
break
partikel van de uitdrukking
down
genuine
bijvoeglijk naamwoord
g
ʤ
e
ɛ
n
n
u
ju
i
n
n
e
(authentieke)

(authentieke)

echte

having an original and authentic nature

misunderstanding
zelfstandig naamwoord
m
m
i
ɪ
s
s
u
ə
n
n
d
d
e
ɜ
r
r
s
s
t
t
a
æ
n
n
d
d
i
ɪ
n
n
g
g
(miscommunicatie)

(miscommunicatie)

misverstand

a failure to correctly understand a question, remark, or instruction, often leading to confusion or conflict between people

rift
zelfstandig naamwoord
r
r
i
ɪ
f
f
t
t
(breuk)

(breuk)

kloof

an end to a friendly relationship between people or organizations caused by a serious disagreement

to develop
to develop
werkwoord
d
d
e
ɪ
v
v
e
ɛ
l
l
o
ə
p
p
(groeien)

(groeien)

ontwikkelen

to change and become stronger or more advanced

Grammaticale Informatie:

Intransitief
discord
zelfstandig naamwoord
d
d
i
ɪ
s
s
c
k
o
ɔ
r
r
d
d
(oneenigheid)

(oneenigheid)

conflict

conflict resulting from disagreements among individuals

to see eye to eye
Zinsdeel
uk flag
/sˈiː ˈaɪ tʊ ˈaɪ/
N/A

N/A

to completely agree with someone and understand their point of view

What is the origin of the idiom "see eye to eye" and when to use it?

The idiom "see eye to eye" originated from the visual metaphor of two people looking directly into each other's eyes, suggesting a shared perspective or agreement. This idiomatic expression is used to emphasize finding common ground or having a mutual understanding with someone.

to split up
to split up
werkwoord
uk flag
/splˈɪt ˈʌp/
(splitsen)

(splitsen)

opdelen

to separate something into smaller components

unite

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
split
partikel van de uitdrukking
up

Gefeliciteerd! !

U hebt 31 woorden geleerd van undefined. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

practice