Tegengestelde bijvoeglijke naamwoorden

high

bijvoeglijk naamwoord

/haɪ/ or /hai/

h

h

i

aɪ

gh

(verhoogd)

hoog

having a value or level greater than usual or expected, often in terms of numbers or measurements

low

bijvoeglijk naamwoord

/loʊ/ or /looo/

l

l

o

oʊ

w

(laaggelegen)

laag

small or below average in degree, value, level, or amount

big

bijvoeglijk naamwoord

/bɪg/ or /big/

b

b

i

ɪ

g

g

(fors)

groot

above average in size or extent

small

bijvoeglijk naamwoord

/smɔl/ or /smawl/

s

s

m

m

a

ɔ

ll

l

(bloat)

klein

below average in physical size

heavy

bijvoeglijk naamwoord

/hɛ.vi/ or /he.vi/

h

h

ea

ɛ

v

v

y

i

(gewichtige)

zwaar

having a lot of weight and not easy to move or pick up

light

bijvoeglijk naamwoord

/laɪt/ or /lait/

l

l

i

aɪ

gh

t

t

(lichtgewicht)

licht

having very little weight and easy to move or pick up

expensive

bijvoeglijk naamwoord

/ɪk.spɛn.sɪv/ or /ik.spen.siv/

e

ɪ

x

ks

p

p

e

ɛ

n

n

s

s

i

ɪ

v

v

e

(kostbaar)

duur

having a high price

cheap

bijvoeglijk naamwoord

/ʧi:p/ or /chip/

ch

ʧ

ea

i:

p

p

(betaalbaar)

goedkoop

having a low price

old

bijvoeglijk naamwoord

/oʊld/ or /ooold/

o

oʊ

l

l

d

d

(antiek)

oud

(of a thing) having been used or existing for a long period of time

new

bijvoeglijk naamwoord

/n/ or /n/

n

n

e

w

(recent)

nieuw

recently invented, made, etc.

beautiful

bijvoeglijk naamwoord

/bju:.tɪ.fəl/ or /byoo.ti.fēl/

b

b

eau

ju:

t

t

i

ɪ

f

f

u

ə

l

l

(mooi)

prachtig

extremely pleasing to the mind or senses

ugly

bijvoeglijk naamwoord

/ʌg.li/ or /ag.li/

u

ʌ

g

g

l

l

y

i

(onsmaaklijk)

lelijk

Offensive

not pleasant to the mind or senses

clean

bijvoeglijk naamwoord

/kli:n/ or /klin/

c

k

l

l

ea

i:

n

n

(rein)

schoon

not having any bacteria, marks, or dirt

dirty

bijvoeglijk naamwoord

/dɜr.ti/ or /dēr.ti/

d

d

i

ɜ

r

r

t

t

y

i

(smerig)

vies

having stains, bacteria, marks, or dirt

easy

bijvoeglijk naamwoord

/i:.zi/ or /i.zi/

ea

i:

s

z

y

i

(eenvoudig)

gemakkelijk

needing little skill or effort to do or understand

difficult

bijvoeglijk naamwoord

/dɪ.fɪ.kʌlt/ or /di.fi.kalt/

d

d

i

ɪ

ff

f

i

ɪ

c

k

u

ʌ

l

l

t

t

(ingewikkeld)

moeilijk

needing a lot of work or skill to do, understand, or deal with

fast

bijvoeglijk naamwoord

/fæst/ or /fāst/

f

f

a

æ

s

s

t

t

(rap)

snel

having a high speed when doing something, especially moving

slow

bijvoeglijk naamwoord

/sloʊ/ or /slooo/

s

s

l

l

o

oʊ

w

(trager)

langzaam

moving, happening, or being done at a speed that is low

different

bijvoeglijk naamwoord

/dɪ.fɜrnt/ or /di.fērnt/

d

d

i

ɪ

ff

f

e

ɜ

r

r

e

n

n

t

t

(anders)

verschillend

not like another thing or person in form, quality, nature, etc.

same

bijvoeglijk naamwoord

/seɪm/ or /seim/

s

s

a

eɪ

m

m

e

(hetzelfde)

dezelfde

like another thing or person in every way

right

bijvoeglijk naamwoord

/raɪt/ or /rait/

r

r

i

aɪ

gh

t

t

(correct)

juist

based on facts or the truth

wrong

bijvoeglijk naamwoord

/rɑng/ or /raang/

w

r

r

o

ɑ

n

n

g

g

(verkeerd)

onjuiste

not based on facts or the truth

open

bijvoeglijk naamwoord

/oʊ.pən/ or /ooo.pēn/

o

oʊ

p

p

e

ə

n

n

(geopend)

open

letting people or things pass through

closed

bijvoeglijk naamwoord

/kloʊzd/ or /klooozd/

c

k

l

l

o

oʊ

s

z

e

d

d

(afgesloten)

gesloten

not letting things, people, etc. go in or out

true

bijvoeglijk naamwoord

/tru:/ or /troo/

t

t

r

r

u

u:

e

(juist)

waar

according to reality or facts

false

bijvoeglijk naamwoord

/fɔls/ or /fawls/

f

f

a

ɔ

l

l

s

s

e

( onjuist)

vals

not according to reality or facts

rich

bijvoeglijk naamwoord

/rɪʧ/ or /rich/

r

r

i

ɪ

ch

ʧ

(vermogend)

rijk

owning a great amount of money or things that cost a lot

poor

bijvoeglijk naamwoord

/pʊr/ or /poor/

p

p

oo

ʊ

r

r

(barmhartig)

arm

owning a very small amount of money or a very small number of things

sure

bijvoeglijk naamwoord

/ʃʊr/ or /shoor/

s

ʃ

u

ʊ

r

r

e

(zeker)

verzekerd

(of a person) feeling confident about something being correct or true

unsure

bijvoeglijk naamwoord

/ʌn.ʃʊr/ or /an.shoor/

u

ʌ

n

n

s

ʃ

u

ʊ

r

r

e

(twijfelend)

onzeker

having doubts about or no confidence in someone or something

correct

bijvoeglijk naamwoord

/kə.rɛkt/ or /kē.rekt/

c

k

o

ə

rr

r

e

ɛ

c

k

t

t

(correct)

juist

accurate and in accordance with reality or truth

incorrect

bijvoeglijk naamwoord

/ɪn.kə.rɛkt/ or /in.kē.rekt/

i

ɪ

n

n

c

k

o

ə

rr

r

e

ɛ

c

k

t

t

(fout)

onjuist

having mistakes or inaccuracies