reviewHerzienchevron down
1 / 27
Afsluiten
1-
zero
2-
one
3-
two
4-
three
5-
four
6-
five
7-
six
8-
seven
9-
eight
10-
nine
11-
ten
12-
Monday
13-
Tuesday
14-
Wednesday
15-
Thursday
16-
Friday
17-
Saturday
18-
Sunday
19-
hello
20-
hi
21-
yes
22-
no
23-
OK
24-
thanks
25-
sorry
26-
goodbye
27-
bye
zero
zero
getalwoord
z
z
e
i:
r
r
o
Spelling
Sluiten
Inloggen
nul0

nul0

the number 0

example
Voorbeeld
Click on words
I have zero dollars in my wallet.
I have zero siblings.
one
one
getalwoord
o
n
n
e
(1)

(1)

één

the number 1

two
two
getalwoord
t
t
w
u:
o
(2)

(2)

twee

the number 2

three
three
getalwoord
th
θ
r
r
ee
i:
(3)

(3)

drie

the number 3

four
four
getalwoord
f
f
ou
ɔ:
r
r
(4)

(4)

vier

the number 4

five
five
getalwoord
f
f
i
v
v
e
(5)

(5)

vijf

the number 5

six
six
getalwoord
s
s
i
ɪ
x
ks
(6)

(6)

zes

the number 6

seven
seven
getalwoord
s
s
e
ɛ
v
v
e
ə
n
n
(7)

(7)

zeven

the number 7

eight
eight
getalwoord
ei
gh
t
t
(8)

(8)

acht

the number 8

nine
nine
getalwoord
n
n
i
n
n
e
(9)

(9)

negen

the number 9

ten
ten
getalwoord
t
t
e
ɛ
n
n
(10)

(10)

tien

the number 10

Monday
Monday
zelfstandig naamwoord
uk flag
/ˈmʌnˌdeɪ/
(de eerste dag van de week)

(de eerste dag van de week)

maandag

‌the day that comes after Sunday

Grammaticale Informatie:

Eigennaam
Tuesday
Tuesday
zelfstandig naamwoord
uk flag
/ˈtuːzˌdeɪ/
(Dinsdagen)

(Dinsdagen)

Dinsdag

‌the day that comes after Monday

Grammaticale Informatie:

Eigennaam
Wednesday
Wednesday
zelfstandig naamwoord
uk flag
/ˈwɛnzˌdeɪ/
(woensdagen)

(woensdagen)

woensdag

‌the day that comes after Tuesday

Grammaticale Informatie:

Eigennaam
Thursday
Thursday
zelfstandig naamwoord
uk flag
/ˈθɝzˌdeɪ/
(de vierde dag van de week)

(de vierde dag van de week)

donderdag

‌the day that comes after Wednesday

Grammaticale Informatie:

Eigennaam
Friday
Friday
zelfstandig naamwoord
uk flag
/ˈfraɪˌdeɪ/
(de vrijdag)

(de vrijdag)

vrijdag

‌the day that comes after Thursday

Grammaticale Informatie:

Eigennaam
Saturday
Saturday
zelfstandig naamwoord
uk flag
/ˈsæˌtɝˌdeɪ/
(zaterdagen)

(zaterdagen)

zaterdag

‌the day that comes after Friday

Grammaticale Informatie:

Eigennaam
Sunday
Sunday
zelfstandig naamwoord
uk flag
/ˈsʌnˌdeɪ/
(de zondag)

(de zondag)

zondag

‌the day that comes after Saturday

Grammaticale Informatie:

Eigennaam
hello
hello
tussenwerpsel
h
h
e
ə
ll
l
o
N/A

N/A

a word we say when we meet someone or answer the phone

hi
hi
tussenwerpsel
h
h
i
N/A

N/A

Informal

a short way to say hello

yes
yes
tussenwerpsel
y
j
e
ɛ
s
s
N/A

N/A

a word to show agreement or say something is true

no
no
no
tussenwerpsel
n
n
o
N/A

N/A

a word to show disagreement or say something is not true

yes
OK
OK
tussenwerpsel
uk flag
/ˌoʊkˈeɪ/
N/A

N/A

a word that means we agree or something is fine

thanks
thanks
tussenwerpsel
th
θ
a
æ
n
n
k
k
s
s
N/A

N/A

Informal

a short way to say thank you

sorry
sorry
tussenwerpsel
s
s
o
ɑ:
rr
r
y
i
N/A

N/A

a word we use to say we feel bad about something

goodbye
goodbye
tussenwerpsel
g
g
oo
ʊ
d
d
b
b
y
e
N/A

N/A

a word we say when we leave or end a phone call

bye
bye
tussenwerpsel
b
b
y
e
N/A

N/A

Informal

a short way to say goodbye

Gefeliciteerd! !

U hebt 27 woorden geleerd van English File Beginner - Lesson 1A. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

practice