reviewHerzienchevron down
Boek Top Notch 1B /

Unit 10 - Les 4

1 / 8
Afsluiten
1-
good
2-
bad
3-
deal
4-
to save
5-
money
6-
bargain
7-
to pay
8-
rip-off
good
Good
[ bijvoeglijk naamwoord ]
g
g
oo
ʊ
d
d
Spelling
Sluiten
Inloggen
(uitstekend)

(uitstekend)

goed

having a quality that is satisfying

nice
bad
example
Voorbeeld
Click on words
She felt good after finishing her workout at the gym.
She has a good memory and can remember details easily.
bad
Bad
[ bijvoeglijk naamwoord ]
b
b
a
æ
d
d
(niet goed)

(niet goed)

slecht

having a quality that is not satisfying

nice
good
deal
Deal
[ zelfstandig naamwoord ]
d
d
ea
i:
l
l
(deal)

(deal)

overeenkomst

an agreement between two or more parties, typically involving the exchange of goods, services, or property

to save
To save
[ werkwoord ]
s
s
a
v
v
e
(bewaren)

(bewaren)

sparen

to keep money to spend later

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
money
Money
[ zelfstandig naamwoord ]
m
m
o
ʌ
n
n
e
y
i
(contant geld)

(contant geld)

geld

something that we use to buy and sell goods and services, can be in the form of coins or paper bills

bargain
Bargain
[ zelfstandig naamwoord ]
b
b
a
ɑ
r
r
g
g
ai
ɪ
n
n
(aanbieding)

(aanbieding)

koopje

an item bought at a much lower price than usual

to pay
To pay
[ werkwoord ]
p
p
a
e
y
ɪ
(afslaan)

(afslaan)

betalen

to give someone money in exchange for goods or services

rip-off
Rip-off
[ zelfstandig naamwoord ]
uk flag
/ɹˈɪpˈɔf/
(oplichterij)

(oplichterij)

afzetterij

something that costs a lot more than its real value

Gefeliciteerd! !

U hebt 8 woorden geleerd van Top Notch 1B - Unit 10 - Lesson 4. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

practice