reviewHerzienchevron down
1 / 10
Afsluiten
1-
to break down
2-
to call by
3-
to cut off
4-
to get away from
5-
to get through
6-
to hand over
7-
to hang on
8-
to hang up
9-
to put through
10-
to ring back
to break down
To break down
[ werkwoord ]
uk flag
/bɹˈeɪk dˈaʊn/
Spelling
Sluiten
Inloggen
( uitvallen )

( uitvallen )

kapotgaan

(of a machine or vehicle) to stop working as a result of a malfunction

example
Voorbeeld
Click on words
The machinery broke down during the production process, leading to delays.
The old refrigerator broke down, and we had to replace it.
The printer suddenly broke down, causing a delay in printing documents.

Grammaticale Informatie:

Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
break
partikel van de uitdrukking
down
To call by
[ werkwoord ]
uk flag
/kˈɔːl bˈaɪ/
(langskomen bij)

(langskomen bij)

voorbijgaan bij

to make a brief stop at a place while on the way to another location

to cut off
To cut off
[ werkwoord ]
uk flag
/kˈʌt ˈɔf/
(afknippen)

(afknippen)

afsnijden

to use a sharp object like scissors or a knife on something to remove a piece from its edge or ends

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
cut
partikel van de uitdrukking
off
to get away from
To get away from
[ werkwoord ]
uk flag
/ɡɛt ɐwˈeɪ fɹʌm/
(afleiden van)

(afleiden van)

afdwalen van

to start talking about something that is different from the topic of the discussion

Grammaticale Informatie:

Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
get
partikel van de uitdrukking
away from
to get through
To get through
[ werkwoord ]
uk flag
/ɡɛt θɹˈuː/
(doorkomen)

(doorkomen)

doorstaan

to succeed in passing or enduring a difficult experience or period

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
get
partikel van de uitdrukking
through
to hand over
To hand over
[ werkwoord ]
uk flag
/hˈænd ˈoʊvɚ/
(afgeven)

(afgeven)

overdragen

to transfer the possession or control of someone or something to another person or entity

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
hand
partikel van de uitdrukking
over
to hang on
To hang on
[ werkwoord ]
uk flag
/hˈæŋ ˈɑːn/
(hang even aan)

(hang even aan)

even wachten

to ask someone to wait briefly or pause for a moment

Grammaticale Informatie:

Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
hang
partikel van de uitdrukking
on
to hang up
To hang up
[ werkwoord ]
uk flag
/hˈæŋ ˈʌp/
(in de haak leggen)

(in de haak leggen)

ophangen

to end a phone call by breaking the connection

Grammaticale Informatie:

Intransitief
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
hang
partikel van de uitdrukking
up
to put through
To put through
[ werkwoord ]
uk flag
/pˌʊt θɹˈuː/
(verbinden met)

(verbinden met)

doorverbinden

to connect a caller to the person to whom they want to speak

Grammaticale Informatie:

ditransitive
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
put
partikel van de uitdrukking
through
To ring back
[ werkwoord ]
uk flag
/ɹˈɪŋ bˈæk/
(opbellen)

(opbellen)

terugbellen

to return a call or call someone again because one was not available the first time they called

Grammaticale Informatie:

Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
ring
partikel van de uitdrukking
back

Gefeliciteerd! !

U hebt 10 woorden geleerd van English Result Intermediate - Unit 8 - 8A. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

practice