reviewHerzienchevron down
1 / 22
Afsluiten
1-
to quail
2-
gourd
3-
drinking
4-
waymark
5-
to disappear
6-
to misbehave
7-
to reclaim
8-
to recover
9-
to overcome
10-
to agree
11-
to disagree
12-
to calculate
13-
to miscalculate
14-
to charge
15-
to discharge
16-
to recharge
17-
to recycle
18-
to dislike
19-
to mispronounce
20-
to oversleep
21-
to retake
22-
plow
To quail
q
k
u
w
ai
l
l
Spelling
Sluiten
Inloggen
(verkrampen)

(verkrampen)

terugdeinzen

[ werkwoord ]

to experience or express the feeling of fear

example
Voorbeeld
Click on words
She began to quail at the thought of speaking in front of a large audience.
The soldiers quailed in the face of the enemy's overwhelming numbers.
He could see her quail with apprehension as the dark clouds gathered overhead.
Gourd
g
g
ou
ɔ:
r
r
d
d
(pompoen)

(pompoen)

kalebas

[ werkwoord ]

a hard-shelled container made from the dried fruit of a gourd plant, often used for holding liquids or as a decorative item

drinking
Drinking
d
d
r
r
i
ɪ
n
n
k
k
i
ɪ
n
n
g
g
(drinken)

(drinken)

drinking

[ werkwoord ]

the process of consuming liquids through one's mouth

waymark
Waymark
uk flag
/wˈeɪmɑːɹk/
(markering)

(markering)

wegwijzertje

[ werkwoord ]

a sign that shows the route of a path or trail

to disappear
To disappear
d
d
i
ɪ
s
s
a
ə
pp
p
ea
ɪ
r
r
(verdwijnen (weggaan))

(verdwijnen (weggaan))

verdwijnen

[ werkwoord ]

to no longer be able to be seen

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to misbehave
To misbehave
m
m
i
ɪ
s
s
b
b
e
ə
h
h
a
v
v
e
(ongepast gedrag vertonen)

(ongepast gedrag vertonen)

zich misdragen

[ werkwoord ]

to act in an improper or unacceptable way

behave
to reclaim
To reclaim
r
r
e
i
c
k
l
l
ai
m
m
(terugwinnen)

(terugwinnen)

heroveren

[ werkwoord ]

to get back something that has been lost, taken away, etc.

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
to recover
To recover
r
r
e
ɪ
c
k
o
ʌ
v
v
e
ə
r
r
(genezen)

(genezen)

herstellen

[ werkwoord ]

to regain complete health after a period of sickness or injury

devolve

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to overcome
To overcome
o
v
v
e
ə
r
r
c
k
o
ʌ
m
m
e
(te boven komen)

(te boven komen)

overwinnen

[ werkwoord ]

to succeed in solving, controlling, or dealing with something difficult

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
to agree
To agree
a
ə
g
g
r
r
ee
i:
(instemmen met)

(instemmen met)

het eens zijn

[ werkwoord ]

to hold the same opinion as another person about something

disagree

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to disagree
To disagree
d
d
i
ɪ
s
s
a
ə
g
g
r
r
ee
i:
(onnodig zijn)

(onnodig zijn)

oneens zijn

[ werkwoord ]

to hold or give a different opinion about something

agree

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to calculate
To calculate
c
k
a
æ
l
l
c
k
u
j
ə
l
l
a
t
t
e
(calculeren)

(calculeren)

berekenen

[ werkwoord ]

to find a number or amount using mathematics

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
To miscalculate
m
m
i
ɪ
s
s
c
k
a
æ
l
l
c
k
u
j
ə
l
l
a
t
t
e
(fout beoordelen)

(fout beoordelen)

verkeerd inschatten

[ werkwoord ]

to judge a situation by mistake

to charge
To charge
ch
ʧ
a
ɑ:
r
r
g
ʤ
e
(vragen)

(vragen)

in rekening brengen

[ werkwoord ]

to ask a person to pay a certain amount of money in return for a product or service

Grammaticale Informatie:

Intransitief
To discharge
d
d
i
ɪ
s
s
ch
ʧ
a
ɑ:
r
r
g
ʤ
e
(uitstoten)

(uitstoten)

afgeven

[ werkwoord ]

to give off or release a substance like gas or liquid

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
to recharge
To recharge
r
r
e
i
ch
ʧ
a
ɑ:
r
r
g
ʤ
e
(herladen)

(herladen)

opladen

[ werkwoord ]

to refill an electronic device with energy

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
to recycle
To recycle
r
r
e
i
c
s
y
c
k
ə
l
l
e
(hergebruiken)

(hergebruiken)

recyclen

[ werkwoord ]

to make a waste product usable again

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
to dislike
To dislike
d
d
i
ɪ
s
s
l
l
i
k
k
e
(niet leuk vinden)

(niet leuk vinden)

afschuwelijk vinden

[ werkwoord ]

to not like a person or thing

like

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
to mispronounce
To mispronounce
m
m
i
ɪ
s
s
p
p
r
r
o
ə
n
n
o
a
u
ʊ
n
n
c
s
e
(foutief uitspreken)

(foutief uitspreken)

verkeerd uitspreken

[ werkwoord ]

to say a word or words incorrectly, especially with regards to the proper pronunciation

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
to oversleep
To oversleep
o
v
v
e
ə
r
r
s
s
l
l
ee
i:
p
p
(te laat opstaan)

(te laat opstaan)

uitslapen

[ werkwoord ]

to wake up later than one intended to

to retake
To retake
r
r
e
i:
t
t
a
k
k
e
(terugnemen)

(terugnemen)

heroveren

[ werkwoord ]

to claim and capture something again after losing it

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
plow
Plow
p
p
l
l
o
a
w
ʊ
(grondwerktuig)

(grondwerktuig)

ploeg

[ werkwoord ]

a large farm tool with heavy blades used to turn over soil and prepare it for sowing

Gefeliciteerd! !

U hebt 22 woorden geleerd van English Result Upper-Intermediate - Unit 4 - 4D. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

practice