reviewHerzienchevron down
1 / 11
Afsluiten
1-
to call off
2-
to carry on
3-
to come back
4-
to come up with
5-
to get over
6-
to go on
7-
to go through
8-
to find out
9-
to put up with
10-
to split up
11-
to turn into
to call off
To call off
us flag
/kˈɔːl ˈɔf/
Spelling
Sluiten
Inloggen
(annuleren)

(annuleren)

afgelasten

werkwoord

to cancel what has been planned

example
Voorbeeld
click on words
We might need to call off the picnic if it keeps raining.
The event was called off at the last minute due to low attendance.
The coach called the practice session off due to heavy rain.

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
call
partikel van de uitdrukking
off
to carry on
To carry on
us flag
/kˈæɹi ˈɑːn/
(voortzetten)

(voortzetten)

verdergaan met

werkwoord

to choose to continue an ongoing activity

Grammaticale Informatie:

Intransitief
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
carry
partikel van de uitdrukking
on
to come back
To come back
us flag
/kˈʌm bˈæk/
(herstellen)

(herstellen)

terugkomen

werkwoord

to return to a previous state or condition, often after a period of decline or loss

Grammaticale Informatie:

Intransitief
to come up with
To come up with
us flag
/kˈʌm ˈʌp wɪð/
(verzinnen)

(verzinnen)

bedenken

werkwoord

to create something, usually an idea, a solution, or a plan, through one's own efforts or thinking

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
come
partikel van de uitdrukking
up with
to get over
To get over
us flag
/ɡɛt ˈoʊvɚ/
(herstellen van)

(herstellen van)

overwinnen

werkwoord

to recover from an unpleasant or unhappy experience, particularly an illness

antonymget worse

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
get
partikel van de uitdrukking
over
to go on
To go on
us flag
/ɡˌoʊ ˈɑːn/
(verdergaan)

(verdergaan)

doorgaan

werkwoord

to continue without stopping

antonymdiscontinue

Grammaticale Informatie:

Intransitief
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
go
partikel van de uitdrukking
on
to go through
To go through
us flag
/ɡˌoʊ θɹˈuː/
(ervaren)

(ervaren)

doormaken

werkwoord

to experience or endure something, particularly a difficult or challenging situation

Grammaticale Informatie:

Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
go
partikel van de uitdrukking
through
to find out
To find out
us flag
/fˈaɪnd ˈaʊt/
(achterhalen)

(achterhalen)

uiteindelijke ontdekken

werkwoord

to get information about something after actively trying to do so

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
find
partikel van de uitdrukking
out
to put up with
To put up with
us flag
/pˌʊt ˈʌp wɪð/
(tolereren)

(tolereren)

verduren

werkwoord

to tolerate something or someone unpleasant, often without complaining

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
put
partikel van de uitdrukking
up with
to split up
To split up
us flag
/splˈɪt ˈʌp/
(scheiden)

(scheiden)

uit elkaar gaan

werkwoord

to end a romantic relationship or marriage

Grammaticale Informatie:

Intransitief
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
split
partikel van de uitdrukking
up
to turn into
To turn into
us flag
/tˈɜːn ˌɪntʊ/
(omzetten in)

(omzetten in)

veranderingen in

werkwoord

to change and become something else

Grammaticale Informatie:

linking verb
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
turn
partikel van de uitdrukking
into

Gefeliciteerd! !

U hebt 11 woorden geleerd van Total English Intermediate - Unit 10 - Lesson 2. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

practice