reviewHerzienchevron down
Bijwoorden van Wijze Gerelateerd aan Dingen /

Bijwoorden van temporele wijze

1 / 23
Afsluiten
1-
simultaneously
2-
at the same time
3-
synchronously
4-
asynchronously
5-
retrospectively
6-
temporarily
7-
permanently
8-
concurrently
9-
concomitantly
10-
incessantly
11-
nonstop
12-
ceaselessly
13-
perpetually
14-
constantly
15-
persistently
16-
perennially
17-
chronically
18-
continually
19-
continuously
20-
relentlessly
21-
right along
22-
intermittently
23-
transiently
simultaneously
simultaneously
bijwoord
s
s
i
m
m
u
ə
l
l
t
t
a
n
n
eou
s
s
l
l
y
i
Spelling
Sluiten
Inloggen
(tegelijkertijd)

(tegelijkertijd)

gelijktijdig

at exactly the same time

example
Voorbeeld
Click on words
The two dancers performed different routines simultaneously on the stage.
The presentations were given simultaneously in two separate rooms.

Grammaticale Informatie:

Bijwoord van Wijze

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
at the same time
at the same time
bijwoord
uk flag
/æt ðə sˈeɪm tˈaɪm/
(gelijktijdig)

(gelijktijdig)

tegelijkertijd

in a manner where two or more things happen together

Grammaticale Informatie:

Tijdsbepaling

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
synchronously
synchronously
bijwoord
s
s
y
ɪ
n
n
ch
k
r
r
o
ə
n
n
ou
ə
s
s
l
l
y
i
(gelijktijdig)

(gelijktijdig)

synchronisch

at the same time

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
asynchronously
asynchronously
bijwoord
a
a
s
s
y
ɪ
n
n
ch
k
r
r
o
ə
n
n
ou
ə
s
s
l
l
y
i
(op een asynchrone manier)

(op een asynchrone manier)

asynchroon

in a way that does not occur at the same time

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
retrospectively
bijwoord
r
r
e
ɛ
t
t
r
r
o
s
s
p
p
e
ɛ
c
k
t
t
i
ɪ
v
v
e
l
l
y
i
(retrospectief)

(retrospectief)

achteraf

considering things from a past point of view

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
temporarily
temporarily
bijwoord
t
t
e
ɛ
m
m
p
p
o
ɜ
r
r
a
ɛ
r
r
i
ə
l
l
y
i
(voor een beperkte periode)

(voor een beperkte periode)

tijdelijk

for a limited period of time

Grammaticale Informatie:

Tijdsbepaling

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
permanently
permanently
bijwoord
p
p
e
ɜ
r
r
m
m
a
ə
n
n
e
ə
n
n
t
t
l
l
y
i
(blijvend)

(blijvend)

permanent

in a way that lasts or remains unchanged for a very long time

Grammaticale Informatie:

Tijdsbepaling

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
concurrently
concurrently
bijwoord
c
k
o
ə
n
n
c
k
u
ɜ
rr
r
e
ə
n
n
t
t
l
l
y
i
(tegelijkertijd)

(tegelijkertijd)

gelijktijdig

at the same time

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
concomitantly
concomitantly
bijwoord
c
k
o
ɑ
n
n
c
k
o
ɑ
m
m
i
ə
t
t
a
ə
n
n
t
t
l
l
y
i
(tegelijkertijd)

(tegelijkertijd)

gelijktijdig

at the same time or alongside something else

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
incessantly
incessantly
bijwoord
i
ɪ
n
n
c
s
e
ɛ
ss
s
a
ə
n
n
t
t
l
l
y
i
(aanhoudend)

(aanhoudend)

ononderbroken

without stopping or pausing

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
nonstop
nonstop
bijwoord
n
n
o
ɑ
n
n
s
s
t
t
o
ɑ
p
p
(ononderbroken)

(ononderbroken)

nonstop

without pausing or taking a break

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
ceaselessly
ceaselessly
bijwoord
c
s
ea
i
s
z
e
l
l
e
ə
ss
s
l
l
y
i
(endeloos)

(endeloos)

onophoudelijk

without an end or pause

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
perpetually
perpetually
bijwoord
p
p
e
ɜ
r
r
p
p
e
ɛ
t
ʧ
ua
ll
l
y
i
(voortdurend)

(voortdurend)

permanent

for an indefinite period of time

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
constantly
constantly
bijwoord
c
k
o
ɑ
n
n
s
s
t
t
a
ə
n
n
t
t
l
l
y
i
(voortdurend)

(voortdurend)

constant

in a way that continues without any pause

Grammaticale Informatie:

Frequentie Bijwoord

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
persistently
persistently
bijwoord
p
p
e
ɜ
r
r
s
s
i
ɪ
s
s
t
t
e
ə
n
n
t
t
l
l
y
i
(voortdurend)

(voortdurend)

vastberaden

with determination and continuous effort, refusing to give up despite challenges or difficulties

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
perennially
bijwoord
p
p
e
ɜ
r
r
e
ɛ
nn
n
ia
ll
l
y
i
(voortdurend)

(voortdurend)

permanent

continuously or regularly happening over a long time

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
chronically
chronically
bijwoord
ch
k
r
r
o
ɑ
n
n
i
ɪ
c
k
a
ə
ll
l
y
i
(chronische wijze)

(chronische wijze)

chronisch

in a way that develops slowly and persists over a long duration

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
continually
continually
bijwoord
c
k
o
ə
n
n
t
t
i
ɪ
n
n
u
ju
a
ə
ll
l
y
i
(voortdurend)

(voortdurend)

continu

in a way that continues without stopping or interruption

Grammaticale Informatie:

Bijwoord van Wijze

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
continuously
continuously
bijwoord
c
k
o
ə
n
n
t
t
i
ɪ
n
n
uou
ju
ə
s
s
l
l
y
i
(voortdurend)

(voortdurend)

continu

without any pause or interruption

Grammaticale Informatie:

Onvergelijkbaar
Frequentie Bijwoord

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
relentlessly
relentlessly
bijwoord
r
r
e
ɪ
l
l
e
ɛ
n
n
t
t
l
l
e
ə
ss
s
l
l
y
i
(onafgebroken)

(onafgebroken)

onverbiddelijk

with determination and without stopping, often in a harsh or unwavering manner

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
right along
bijwoord
uk flag
/ɹˈaɪt ɐlˈɑːŋ/
(voortdurend)

(voortdurend)

doorlopend

without interruptions or delays

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
intermittently
intermittently
bijwoord
i
ɪ
n
n
t
t
e
ɜ
r
r
m
m
i
ɪ
tt
t
e
ə
n
n
t
t
l
l
y
i
(af en toe)

(af en toe)

intermitterend

at irregular intervals, with breaks or pauses in between

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb
transiently
transiently
bijwoord
t
t
r
r
a
æ
n
n
s
s
ie
n
n
t
t
l
l
y
i
(voor korte tijd)

(voor korte tijd)

tijdelijk

for only a short time

Woordfamilie

simultane

Noun

simultaneous

Adjective

simultaneously

Adverb

Gefeliciteerd! !

U hebt 23 woorden geleerd van Adverbs of Temporal Manner. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

practice