reviewHerzienchevron down
A2 Woordenlijst /

Basiszinwerkwoorden

1 / 30
Afsluiten
1-
to deal with
2-
to go in
3-
to go out
4-
to get in
5-
to get out
6-
to turn up
7-
to turn down
8-
to go up
9-
to go down
10-
to get on
11-
to get off
12-
to put down
13-
to pick up
14-
to come in
15-
to grow up
16-
to find out
17-
to get up
18-
to hurry up
19-
to throw out
20-
to calm down
21-
to slow down
22-
to look around
23-
to turn around
24-
to get back
25-
to look up
26-
to let in
27-
to try on
28-
to switch on
29-
to switch off
30-
to wake up
to deal with
To deal with
us flag
/dˈiːl wɪð/
Spelling
Sluiten
Inloggen
(zich bezighouden met)

(zich bezighouden met)

omgaan met

werkwoord

to take the necessary action regarding someone or something specific

example
Voorbeeld
click on words
As a teacher, she needs to deal with various student behaviors.
You should deal with your homework before going out to play.
We must deal with these problems as soon as possible.

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
deal
partikel van de uitdrukking
with
to go in
To go in
us flag
/ɡˌoʊ ˈɪn/
(in gaan)

(in gaan)

binnenkomen

werkwoord

to enter a place, building, or location

antonymexit

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
to go out
To go out
us flag
/ɡˌoʊ ˈaʊt/
(de deur uitgaan)

(de deur uitgaan)

uitgaan

werkwoord

to leave the house and attend a specific social event to enjoy your time

Grammaticale Informatie:

Intransitief
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
go
partikel van de uitdrukking
out
To get in
us flag
/ɡɛt ˈɪn/
(binnengaan)

(binnengaan)

instappen

werkwoord

to physically enter a vehicle, such as a car or taxi

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
get
partikel van de uitdrukking
in
to get out
To get out
us flag
/ɡɛt ˈaʊt/
(weggaan)

(weggaan)

uitgaan

werkwoord

to leave somewhere such as a room, building, etc.

antonymenter

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
get
partikel van de uitdrukking
out
to turn up
To turn up
us flag
/tˈɜːn ˈʌp/
(het apparaat harder zetten)

(het apparaat harder zetten)

het geluid harder zetten

werkwoord

to turn a switch on a device so that it makes more sound, heat, etc.

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
turn
partikel van de uitdrukking
up
to turn down
To turn down
us flag
/tˈɜːn dˈaʊn/
(terugdraaien)

(terugdraaien)

verlagen

werkwoord

to turn a switch on a device so that it makes less sound, heat, etc.

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
turn
partikel van de uitdrukking
down
to go up
To go up
us flag
/ɡˌoʊ ˈʌp/
(opgaan)

(opgaan)

omhoog gaan

werkwoord

to go to a higher place

antonymdescend

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
go
partikel van de uitdrukking
up
to go down
To go down
us flag
/ɡˌoʊ dˈaʊn/
(omlaag gaan)

(omlaag gaan)

afgaan

werkwoord

to move from a higher location to a lower one

antonymrise

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
go
partikel van de uitdrukking
down
to get on
To get on
us flag
/ɡɛt ˈɑːn/
(aan boord gaan)

(aan boord gaan)

instappen

werkwoord

to enter a bus, ship, airplane, etc.

antonymget off

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
get
partikel van de uitdrukking
on
to get off
To get off
us flag
/ɡɛt ˈɔf/
(uitstappen)

(uitstappen)

afstappen

werkwoord

to leave a bus, train, airplane, etc.

antonymboard

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
get
partikel van de uitdrukking
off
to put down
To put down
us flag
/pˌʊt dˈaʊn/
(neerlaten)

(neerlaten)

neerzetten

werkwoord

to stop carrying something by putting it on the ground

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
put
partikel van de uitdrukking
down
to pick up
To pick up
us flag
/pˈɪk ˈʌp/
(ophouden)

(ophouden)

opnemen

werkwoord

to take and lift something or someone up

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
pick
partikel van de uitdrukking
up
to come in
To come in
us flag
/kˈʌm ˈɪn/
(te binnenkomen)

(te binnenkomen)

binnenkomen

werkwoord

to enter a place or space

antonymexit

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
come
partikel van de uitdrukking
in
to grow up
To grow up
us flag
/ɡɹˈoʊ ˈʌp/
(groeien)

(groeien)

opgroeien

werkwoord

to change from being a child into an adult little by little

Grammaticale Informatie:

Intransitief
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
grow
partikel van de uitdrukking
up
to find out
To find out
us flag
/fˈaɪnd ˈaʊt/
(achterhalen)

(achterhalen)

uiteindelijke ontdekken

werkwoord

to get information about something after actively trying to do so

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
find
partikel van de uitdrukking
out
to get up
To get up
us flag
/ɡɛt ˈʌp/
(verheffen)

(verheffen)

opstaan

werkwoord

to get on our feet and stand up

antonymsit down

Grammaticale Informatie:

Intransitief
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
get
partikel van de uitdrukking
up
to hurry up
To hurry up
us flag
/hˈɜːɹi ˈʌp/
(schiet op)

(schiet op)

haast je

werkwoord

to act more quickly because there is not much time

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
hurry
partikel van de uitdrukking
up
to throw out
To throw out
us flag
/θɹˈoʊ ˈaʊt/
(weggooien)

(weggooien)

verwerpen

werkwoord

to get rid of something that is no longer needed

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
throw
partikel van de uitdrukking
out
to calm down
To calm down
us flag
/kˈɑːm dˈaʊn/
(ontspannen)

(ontspannen)

kalmeren

werkwoord

to become less angry, upset, or worried

Grammaticale Informatie:

Intransitief
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
calm
partikel van de uitdrukking
down
to slow down
To slow down
us flag
/slˈoʊ dˈaʊn/
(langzaam bewegen)

(langzaam bewegen)

afremmen

werkwoord

to move with a lower speed or rate of movement

Grammaticale Informatie:

Intransitief
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
slow
partikel van de uitdrukking
down
to look around
To look around
us flag
/lˈʊk ɐɹˈaʊnd/
(om zich heen kijken)

(om zich heen kijken)

omkijken

werkwoord

to turn your head to see the surroundings

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
look
partikel van de uitdrukking
around
to turn around
To turn around
us flag
/tˈɜːn ɐɹˈaʊnd/
(zich omdraaien)

(zich omdraaien)

omdraaien

werkwoord

to change your position so as to face another direction

Grammaticale Informatie:

Intransitief
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
turn
partikel van de uitdrukking
around
to get back
To get back
us flag
/ɡɛt bˈæk/
(terugkeren)

(terugkeren)

teruggaan

werkwoord

to return to a place, state, or condition

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
inseparable
werkwoord van de zin
get
partikel van de uitdrukking
back
to look up
To look up
us flag
/lˈʊk ˈʌp/
(naslaan)

(naslaan)

opzoeken

werkwoord

to try to find information in a dictionary, computer, etc.

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
look
partikel van de uitdrukking
up
to let in
To let in
us flag
/lˈɛt ˈɪn/
(toelaten)

(toelaten)

laten binnen

werkwoord

to let something or someone enter a place

antonymreject

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
let
partikel van de uitdrukking
in
to try on
To try on
us flag
/tɹˈaɪ ˈɑːn/
(passen)

(passen)

aanpassen

werkwoord

to put on a piece of clothing to see if it fits and how it looks

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
try
partikel van de uitdrukking
on
to switch on
To switch on
us flag
/swˈɪtʃ ˈɑːn/
(aanzetten)

(aanzetten)

inschakelen

werkwoord

to make something start working usually by flipping a switch

antonymswitch off

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
switch
partikel van de uitdrukking
on
to switch off
To switch off
us flag
/swˈɪtʃ ˈɔf/
(afsluiten)

(afsluiten)

uitschakelen

werkwoord

to make something stop working usually by flipping a switch

antonymswitch on

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
switch
partikel van de uitdrukking
off
To wake up
us flag
/wˈeɪk ˈʌp/
(wekken)

(wekken)

wakker maken

werkwoord

to cause a person or animal stop being asleep

antonymcause to sleep

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk
Phrasaal Status
separable
werkwoord van de zin
wake
partikel van de uitdrukking
up

Gefeliciteerd! !

U hebt 30 woorden geleerd van Lesson 29. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

practice