reviewHerzienchevron down
1 / 27
Afsluiten
1-
charming
2-
alluring
3-
classy
4-
plain
5-
hideous
6-
unsightly
7-
grotesque
8-
stunning
9-
elegant
10-
appealing
11-
adorable
12-
eye-catching
13-
glamorous
14-
breathtaking
15-
desirable
16-
infantile
17-
juvenile
18-
youngish
19-
babyish
20-
adolescent
21-
grownup
22-
newborn
23-
full-grown
24-
underage
25-
ageless
26-
aging
27-
angelic
charming
charming
bijvoeglijk naamwoord
ch
ʧ
a
ɑ
r
r
m
m
i
ɪ
n
n
g
g
Spelling
Sluiten
Inloggen
(aangenaam)

(aangenaam)

charmant

having an attractive and pleasing quality

example
Voorbeeld
Click on words
Despite her simple attire, there was something undeniably charming about her natural beauty.
His charming good looks and easygoing personality made him popular among his peers.

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
alluring
alluring
bijvoeglijk naamwoord
a
ə
ll
l
u
ʊ
r
r
i
ɪ
n
n
g
g
(verleidelijk)

(verleidelijk)

aantrekkelijk

mysteriously attractive or exciting

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
classy
classy
bijvoeglijk naamwoord
c
k
l
l
a
æ
ss
s
y
i
(stijlvol)

(stijlvol)

chic

possessing a stylish, sophisticated, and elegant quality

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
plain
plain
bijvoeglijk naamwoord
p
p
l
l
ai
n
n
(simpel)

(simpel)

gewone

(of a person) unattractive and ordinary

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
hideous
hideous
bijvoeglijk naamwoord
h
h
i
ɪ
d
d
eou
s
s
(gruwelijk)

(gruwelijk)

afschuwelijk

ugly and extremely unpleasant to the sight

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
unsightly
bijvoeglijk naamwoord
u
ə
n
n
s
s
i
gh
t
t
l
l
y
i
(lelijk)

(lelijk)

onaantrekkelijk

unpleasant or unattractive in appearance

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
grotesque
grotesque
bijvoeglijk naamwoord
g
g
r
r
o
t
t
e
ɛ
s
s
q
k
u
e
(grotesk)

(grotesk)

griezelig

very ugly in a strange or funny way

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
stunning
stunning
bijvoeglijk naamwoord
s
s
t
t
u
ʌ
nn
n
i
ɪ
n
n
g
g
N/A

N/A

Approving

causing strong admiration or shock due to beauty or impact

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
elegant
bijvoeglijk naamwoord
e
ɛ
l
l
e
ə
g
g
a
ə
n
n
t
t
(stijlvol)

(stijlvol)

elegant

having a refined and graceful appearance or style

lovely
inelegant

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
appealing
appealing
bijvoeglijk naamwoord
a
ə
pp
p
ea
i
l
l
i
ɪ
n
n
g
g
(aansprekend)

(aansprekend)

aantrekkelijk

pleasing and likely to arouse interest or desire

lovely
unappealing

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
adorable
adorable
bijvoeglijk naamwoord
a
ə
d
d
o
ɔ
r
r
a
ə
b
b
ə
l
l
e
(lieflijk)

(lieflijk)

schattig

incredibly cute or charming, often causing feelings of affection, delight, or admiration

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
eye-catching
bijvoeglijk naamwoord
uk flag
/ˈaɪkˈætʃɪŋ/
(aantrekkelijk)

(aantrekkelijk)

opvallend

visually striking or captivating

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
glamorous
glamorous
bijvoeglijk naamwoord
g
g
l
l
a
æ
m
m
o
ɜ
r
r
ou
ə
s
s
(prachtig)

(prachtig)

glamoureus

stylish, attractive, and often associated with luxury or sophistication

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
breathtaking
breathtaking
bijvoeglijk naamwoord
b
b
r
r
ea
e
th
θ
t
t
a
k
k
i
ɪ
n
n
g
g
(nauwgezet)

(nauwgezet)

adembenemend

incredibly impressive or beautiful, often leaving one feeling amazed

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
desirable
bijvoeglijk naamwoord
d
d
e
ɪ
s
z
i
aɪɜ
r
r
a
ə
b
b
ə
l
l
e
(gewenst)

(gewenst)

aantrekkelijk

having qualities that make one attractive or worth wanting

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
infantile
bijvoeglijk naamwoord
i
ɪ
n
n
f
f
a
ə
n
n
t
t
i
ɪ
l
l
e
(van baby's)

(van baby's)

infantiel

characteristic of or suitable for infants or very young children

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
juvenile
juvenile
bijvoeglijk naamwoord
j
ʤ
u
u
v
v
e
ə
n
n
i
l
l
e
(kinderlijke)

(kinderlijke)

jeugdig

relating to young people who have not reached adulthood yet

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
youngish
bijvoeglijk naamwoord
y
j
ou
ʌ
n
n
g
g
i
ɪ
sh
ʃ
(relatief jong)

(relatief jong)

jongachtig

somewhat young or appearing to be relatively youthful

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
babyish
bijvoeglijk naamwoord
b
b
a
b
b
y
i
i
ɪ
sh
ʃ
(kinderlijke)

(kinderlijke)

babyachtig

characterized by features associated with a baby

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
adolescent
bijvoeglijk naamwoord
a
æ
d
d
o
ə
l
l
e
ɛ
s
s
c
e
ə
n
n
t
t
(puber)

(puber)

adolescent

being in the stage of development between childhood and adulthood

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
grownup
grownup
bijvoeglijk naamwoord
g
g
r
r
o
w
n
n
u
ə
p
p
(uitgegroeid)

(uitgegroeid)

volwassen

mature and fully developed

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
newborn
newborn
bijvoeglijk naamwoord
n
n
e
w
u
b
b
o
ɔ
r
r
n
n
(pasgeboren)

(pasgeboren)

nieuwgeboren

recently born or just beginning life

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
full-grown
bijvoeglijk naamwoord
uk flag
/fˈʊlɡɹˈoʊn/
(volwassen)

(volwassen)

volgroeiend

having reached one's maximum size or maturity

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
underage
underage
bijvoeglijk naamwoord
u
ə
n
n
d
d
e
ɜ
r
r
a
ɪ
g
ʤ
e
(jeugdige)

(jeugdige)

onder leeftijd

not old enough to legally engage in certain activities such as drinking or getting a driver's license

lovely
major

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
ageless
bijvoeglijk naamwoord
a
g
ʤ
e
l
l
e
ə
ss
s
(jeugdige uitstraling)

(jeugdige uitstraling)

tijdloos

preserving a youthful or unchanged appearance

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
aging
aging
bijvoeglijk naamwoord
a
g
ʤ
i
ɪ
n
n
g
g
(verouderende)

(verouderende)

oudere

referring to the process of getting older

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb
angelic
angelic
bijvoeglijk naamwoord
a
æ
n
n
g
ʤ
e
ɛ
l
l
i
ɪ
c
k
(engelenachtig)

(engelenachtig)

engelhoofd

exceptionally elegant and innocent

Woordfamilie

charm

Verb

charming

Adjective

charmingly

Adverb

charmingly

Adverb

Gefeliciteerd! !

U hebt 27 woorden geleerd van Describing Age and Appearance. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

practice