Engelse woorden voor "Geografie" | C1 Woordenschat

altitude

zelfstandig naamwoord

a

æ

l

t

i

ə

t

u

d

e

Sluiten

Inloggen

(altitude)

hoogte

the distance between an object or point and sea level

Voorbeeld

Click on words

The airplane reached a cruising altitude of 30,000 feet above sea level.

The village sits at an altitude of 1,200 meters in the foothills of the mountains.

latitude

zelfstandig naamwoord

l

a

æ

t

i

ə

t

u

d

e

(latitude)

breedtegraad

the distance of a point north or south of the equator that is measured in degrees

longitude

zelfstandig naamwoord

l

o

ɑ

n

g

ʤ

i

ə

t

u

d

e

(geografische coördinaat)

lengtegraad

the distance of a point east or west of the meridian at Greenwich that is measured in degrees

bay

zelfstandig naamwoord

b

a

e

y

ɪ

(inham)

baai

an area of land that is curved and partly encloses a part of the sea

branch

zelfstandig naamwoord

b

r

a

æ

n

ch

ʧ

(afloper)

zijtak

a smaller part of a river that is separated from the main and larger part

clearing

zelfstandig naamwoord

c

k

l

ea

ɪ

r

i

ɪ

n

g

(lichtte)

open plek

a treeless area in a forest

cove

zelfstandig naamwoord

c

k

o

oʊ

v

e

(inham)

baai

a small curved area of land that partly encloses a specific part of the sea

crater

zelfstandig naamwoord

c

k

r

a

eɪ

t

e

ɜ

r

(vulkaankrater)

krater

the round top of a volcano

deposit

zelfstandig naamwoord

d

e

ə

p

o

ɑ

s

z

i

ɪ

t

(afzet)

afzetting

a layer of matter that has been accumulated, particularly by a body of water

dock

zelfstandig naamwoord

d

o

ɑ

ck

k

(de aanlegplaats)

de kade

a structure built out into the water so that people can get on and off boats or ships

estuary

zelfstandig naamwoord

e

ɛ

s

t

ʧ

ua

uɛ

r

y

i

(monding)

estuarium

the part of a river that is wide and where it meets the sea

flow

zelfstandig naamwoord

f

l

o

oʊ

w

(vloeiing)

stroom

the state of moving constantly and steadily

gulf

zelfstandig naamwoord

g

u

ə

l

f

(baai)

golf

an area of sea that is partly surrounded by land, with a narrow opening

horizon

zelfstandig naamwoord

h

o

ɜ

r

i

aɪ

z

o

ə

n

(verre lijn)

horizon

the line where the sky and earth seem to come in contact with each other

iceberg

zelfstandig naamwoord

i

aɪ

c

s

e

b

e

ɜ

r

g

(ijsschots)

ijsberg

a very large floating piece of ice

peak

zelfstandig naamwoord

p

ea

i

k

(piek)

top

the pointed top of a mountain

peninsula

zelfstandig naamwoord

p

e

ə

n

i

ɪ

n

s

u

ə

l

a

ə

(landtong)

schiereiland

a large body of land that is partially surrounded by water but is attached to a larger area of land

plain

zelfstandig naamwoord

p

l

ai

eɪ

n

(eenvormigheid)

vlakte

a vast area of flat land

plateau

zelfstandig naamwoord

p

l

a

æ

t

eau

oʊ

(plateau)

hoogvlakte

an area of land that is flat and higher than the land surrounding it

pole

zelfstandig naamwoord

p

o

oʊ

l

e

(noordpool (of zuidpool voor de zuidelijke variant))

polaire punt

the most northern or most southern points of the earth that are joined by its axis of rotation

pond

zelfstandig naamwoord

p

o

ɑ

n

d

(poel)

vijver

an area containing still water that is comparatively smaller than a lake, particularly one that is made artificially

range

zelfstandig naamwoord

r

a

eɪ

n

g

ʤ

e

(gebergte)

bergketen

a line of mountains or hills

ravine

zelfstandig naamwoord

r

a

ə

v

i

n

e

(daling)

kloven

a deep narrow valley with steep sides, usually worn by a stream

reservoir

zelfstandig naamwoord

r

e

ɛ

s

z

e

ə

r

v

o

i

r

(waterbekken)

reservoir

a lake, either natural or artificial, from which water is supplied to houses

summit

zelfstandig naamwoord

s

u

ə

mm

m

i

ə

t

(piek)

top

the top of a mountain

swamp

zelfstandig naamwoord

s

w

a

ɑ

m

p

(veen)

moeras

an area of land that is covered with water or is always very wet

tundra

zelfstandig naamwoord

t

u

ə

n

d

r

a

ə

(toendra)

tundra

the expansive flat Arctic regions, of North America, Asia, and Europe, in which no trees grow and the soil is always frozen

to erode

werkwoord

e

i

r

o

oʊ

d

e

(afslijten)

eroderen

(of natural forces such as wind, water, or other environmental factors) to gradually wear away or diminish the surface of a material

Grammaticale Informatie:

Overgankelijk

arid

bijvoeglijk naamwoord

a

æ

r

i

ə

d

(uitgedroogd)

droog

(of land or a climate) very dry because of not having enough or any rain

barren

bijvoeglijk naamwoord

b

a

æ

rr

r

e

ə

n

(onvruchtbaar)

bald

(of land or soil) not capable of producing any plants

coastal

bijvoeglijk naamwoord

c

k

oa

oʊ

s

t

a

ə

l

(kustlijn)

kust

related to or situated along the coast, the area where land meets the sea

inland

fertile

bijvoeglijk naamwoord

f

e

ɜ

r

t

i

ə

l

e

(bindend)

vruchtbaar

(of land or soil) able to produce crops or plants well

inland

bijvoeglijk naamwoord

i

ɪ

n

l

a

æ

n

d

(landinwaarts)

binnenlands

located away from the coast

coastal

offshore

bijvoeglijk naamwoord

o

ɔ

ff

f

sh

ʃ

o

ɔ

r

e

(buitenkust)

offshore

situated or occurring in the sea, typically away from the shore or coast

marine

bijvoeglijk naamwoord

m

a

ɜ

r

i

n

e

(zee-)

marien

related to the sea and the different life forms that exist there

neighboring

bijvoeglijk naamwoord

n

ei

eɪ

gh

b

o

ɜ

r

i

ɪ

n

g

(buurland)

naburige

(of a place) close to another

upstream

bijwoord

u

ə

p

s

t

r

ea

i

m

(tegen de stroom in)

stroomopwaarts

against the current of a river or stream

downriver

Gefeliciteerd! !

U hebt 37 woorden geleerd van Lesson 49. Begin met oefenen om het leren en herzien van woordenschat te verbeteren!

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Geography

Grammaticale Informatie:

Gefeliciteerd! !