Boek Face2Face - Pre-intermediate - Eenheid 5 - 5C

Hier vind je de woordenschat uit Unit 5 - 5C in het Face2Face Pre-Intermediate cursusboek, zoals "zoeken", "teruggaan", "praten over", etc.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

to hear [werkwoord]

to notice the sound a person or thing is making

horen

Ex: I heard footsteps behind me and quickly turned around .

Ik hoorde voetstappen achter me en draaide me snel om.

to spend [werkwoord]

to use money as a payment for services, goods, etc.

uitgeven

Ex: She spent a lot on gifts for her family during the holiday season .

Ze heeft veel uitgegeven aan cadeaus voor haar familie tijdens de feestdagen.

money [zelfstandig naamwoord]

something that we use to buy and sell goods and services, can be in the form of coins or paper bills

geld

Ex: I really need to save money to buy a new bicycle .

Ik moet echt geld sparen om een nieuwe fiets te kopen.

to fly [werkwoord]

to move or travel through the air

vliegen

Ex: Birds can fly freely in the sky .

Vogels kunnen vrij in de lucht vliegen.

to pay [werkwoord]

to give someone money in exchange for goods or services

betalen

Ex: She paid the repairman to fix her broken dishwasher .

Ze betaalde de reparateur om haar kapotte vaatwasser te repareren.

to look for [werkwoord]

to try to find something or someone

zoeken

Ex: I 've been looking for my keys for the past hour , but I ca n't seem to find them anywhere .

Ik heb het afgelopen uur naar mijn sleutels gezocht, maar ik kan ze nergens vinden.

to [take] a picture [Zinsdeel]

to use a device like a camera or cellphone to capture an image of something or someone

Ex: I took a picture of the stunning sunset at the beach .

time [zelfstandig naamwoord]

the quantity that is measured in seconds, minutes, hours, etc. using a device like clock

tijd

Ex: I need more time to complete this project .

Ik heb meer tijd nodig om dit project af te ronden.

to go back [werkwoord]

to return to a previous location, position, or state

teruggaan

Ex: He decided to go back to the old town where he grew up.

Hij besloot terug te gaan naar de oude stad waar hij opgroeide.

to talk [werkwoord]

to tell someone about the feelings or ideas that we have

praten

Ex: He talked to his friend about his recent breakup .

Hij sprak met zijn vriend over zijn recente break-up.

Boek Face2Face - Pre-intermediate
Eenheid 1 - 1A	Eenheid 1 - 1B	Eenheid 1 - 1C	Eenheid 2 - 2B
Eenheid 2 - 2C	Eenheid 3 - 3A	Eenheid 3 - 3B	Eenheid 3 - 3C
Eenheid 4 - 4A	Eenheid 4 - 4B	Eenheid 4 - 4C	Eenheid 5 - 5A
Eenheid 5 - 5B	Eenheid 5 - 5C	Eenheid 6 - 6A	Eenheid 6 - 6B
Eenheid 6 - 6C	Eenheid 7 - 7B	Eenheid 7 - 7C	Eenheid 8 - 8A
Eenheid 8 - 8B	Eenheid 8 - 8C	Eenheid 8 - 8D	Eenheid 9 - 9A
Eenheid 9 - 9B	Eenheid 9 - 9C	Eenheid 10 - 10A	Eenheid 10 - 10B
Eenheid 10 - 10D	Eenheid 11 - 11A	Eenheid 11 - 11B	Eenheid 11 - 11C
Eenheid 12 - 12A	Eenheid 12 - 12B