Boek English File – Elementair - Les 1A

Hier vind je de woordenschat uit Les 1A in het English File Elementary cursusboek, zoals "zondag", "nul", "zeventien", enz.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

Monday

[zelfstandig naamwoord]

‌the day that comes after Sunday

maandag, op maandag

Ex: Mondays can be busy, but I like to stay organized and focused.**Maandagen** kunnen druk zijn, maar ik blijf graag georganiseerd en gefocust.

Sluiten

Inloggen

Tuesday

[zelfstandig naamwoord]

‌the day that comes after Monday

dinsdag

Ex: Tuesdays usually are my busiest days at work.**Dinsdagen** zijn meestal mijn drukste dagen op het werk.

Sluiten

Inloggen

Wednesday

[zelfstandig naamwoord]

‌the day that comes after Tuesday

woensdag

Ex: Wednesday is the middle of the week .**Woensdag** is het midden van de week.

Sluiten

Inloggen

Thursday

[zelfstandig naamwoord]

‌the day that comes after Wednesday

donderdag

Ex: Thursday is the day after Wednesday and before Friday .**Donderdag** is de dag na woensdag en voor vrijdag.

Sluiten

Inloggen

Friday

[zelfstandig naamwoord]

‌the day that comes after Thursday

vrijdag

Ex: We have a meeting scheduled for Friday afternoon , where we will discuss the progress of the project .We hebben een vergadering gepland op **vrijdag**middag, waar we de voortgang van het project zullen bespreken.

Sluiten

Inloggen

Saturday

[zelfstandig naamwoord]

‌the day that comes after Friday

zaterdag, de zaterdag

Ex: Saturdays are when I plan and prepare meals for the upcoming week.**Zaterdagen** zijn wanneer ik maaltijden plan en voorbereid voor de komende week.

Sluiten

Inloggen

Sunday

[zelfstandig naamwoord]

‌the day that comes after Saturday

zondag

Ex: We often have a picnic in the park on sunny Sundays.We hebben vaak een picknick in het park op zonnige **zondagen**.

Sluiten

Inloggen

zero

[getalwoord]

the number 0

nul, niets

Ex: I have zero problems with the project .Ik heb **nul** problemen met het project.

Sluiten

Inloggen

one

[getalwoord]

the number 1

één

Ex: He has one pet dog named Max .Hij heeft **één** huisdierhond genaamd Max.

Sluiten

Inloggen

two

[getalwoord]

the number 2

twee, het nummer twee

Ex: There are two apples on the table .Er liggen **twee** appels op de tafel.

Sluiten

Inloggen

three

[getalwoord]

the number 3

drie, het nummer drie

Ex: I have three favorite colors : red , blue , and green .Ik heb **drie** favoriete kleuren: rood, blauw en groen.

Sluiten

Inloggen

four

[getalwoord]

the number 4

vier

Ex: Look at the four colorful balloons in the room .Kijk naar de **vier** kleurrijke ballonnen in de kamer.

Sluiten

Inloggen

five

[getalwoord]

the number 5

vijf, het cijfer vijf

Ex: We need five pencils for our group project .We hebben **vijf** potloden nodig voor ons groepsproject.

Sluiten

Inloggen

six

[getalwoord]

the number 6

zes, het cijfer zes

Ex: We need to collect six leaves for our project .We moeten **zes** bladeren verzamelen voor ons project.

Sluiten

Inloggen

seven

[getalwoord]

the number 7

zeven, het cijfer zeven

Ex: My sister has seven colorful balloons for her party .Mijn zus heeft **zeven** kleurrijke ballonnen voor haar feestje.

Sluiten

Inloggen

eight

[getalwoord]

the number 8

acht, het cijfer acht

Ex: Look at the eight colorful flowers in the garden .Kijk naar de **acht** kleurrijke bloemen in de tuin.

Sluiten

Inloggen

nine

[getalwoord]

the number 9

negen, het cijfer negen

Ex: There are nine colorful balloons at the party .Er zijn **negen** kleurrijke ballonnen op het feest.

Sluiten

Inloggen

ten

[getalwoord]

the number 10

tien

Ex: We need to collect ten leaves for our project .We moeten **tien** bladeren verzamelen voor ons project.

Sluiten

Inloggen

eleven

[getalwoord]

the number 11

elf

Ex: There are eleven students in the classroom .Er zijn **elf** studenten in het klaslokaal.

Sluiten

Inloggen

twelve

[getalwoord]

the number 12

twaalf,het nummer twaalf, number twelve

Ex: My friend has twelve toy dinosaurs to play with .Mijn vriend heeft **twaalf** speelgoeddinosaurussen om mee te spelen.

Sluiten

Inloggen

thirteen

[getalwoord]

the number 13

dertien

Ex: I have thirteen colorful stickers in my collection .Ik heb **dertien** kleurrijke stickers in mijn verzameling.

Sluiten

Inloggen

fourteen

[getalwoord]

the number 14

veertien

Ex: My friend has fourteen stickers on her notebook .Mijn vriend heeft **veertien** stickers op haar notitieboek.

Sluiten

Inloggen

fifteen

[getalwoord]

the number 15

vijftien

Ex: Look at the fifteen butterflies in the garden .Kijk naar de **vijftien** vlinders in de tuin.

Sluiten

Inloggen

sixteen

[getalwoord]

the number 16

zestien

Ex: I have sixteen building blocks to play with .Ik heb **zestien** bouwblokken om mee te spelen.

Sluiten

Inloggen

seventeen

[getalwoord]

the number 17

zeventien

Ex: He scored seventeen points in the basketball game , leading his team to victory .Hij scoorde **zeventien** punten in de basketbalwedstrijd en leidde zijn team naar de overwinning.

Sluiten

Inloggen

eighteen

[getalwoord]

the number 18

achttien

Ex: There are eighteen colorful flowers in the garden .Er zijn **achttien** kleurrijke bloemen in de tuin.

Sluiten

Inloggen

nineteen

[getalwoord]

the number 19

negentien, 19

Ex: The museum features nineteen sculptures by renowned artists from different periods .Het museum beschikt over **negentien** sculpturen van gerenommeerde kunstenaars uit verschillende periodes.

Sluiten

Inloggen

twenty

[getalwoord]

the number 20

twintig

Ex: The concert tickets cost twenty dollars each , and they sold out within a few hours .De concertkaartjes kosten **twintig** dollar per stuk en waren binnen een paar uur uitverkocht.

Sluiten

Inloggen

Boek English File – Elementair

LanGeek app downloaden

Langeek

Boek English File – Elementair - Les 1A