Boek Four Corners 3 - Klaslokaal Taal

Hier vind je de woordenschat uit Classroom Language in het Four Corners 3 tekstboek, zoals "excuseer me", "rollenspel", "partner", etc.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

homework

[zelfstandig naamwoord]

schoolwork that students have to do at home

huiswerk, thuiswerk

Ex: We use textbooks and online resources to help us with our homework.We gebruiken leerboeken en online bronnen om ons te helpen met ons **huiswerk**.

Sluiten

Inloggen

please

[tussenwerpsel]

a polite word we use when asking for something

alsjeblieft, alstublieft

Sluiten

Inloggen

problem

[zelfstandig naamwoord]

something that causes difficulties and is hard to overcome

probleem, moeilijkheid

Ex: There was a problem with the delivery , and the package did n't arrive on time .

Sluiten

Inloggen

excuse me

[tussenwerpsel]

said before asking someone a question, as a way of politely getting their attention

Pardon, Excuseer

Ex: Excuse me, where did you buy your shoes from?**Pardon**, waar heeft u uw schoenen gekocht?

Sluiten

Inloggen

restroom

[zelfstandig naamwoord]

a room in a public place with a toilet in it

toilet, WC

Ex: Public restrooms are usually marked with gender-specific signs .**Openbare toiletten** zijn meestal gemarkeerd met geslachtsspecifieke borden.

Sluiten

Inloggen

to role play

[werkwoord]

to try to act or talk like a specific character

een rol spelen, rollenspel doen

Ex: I often role-play various strategies to prepare for meetings.Ik **speel vaak verschillende strategieën na** om me voor te bereiden op vergaderingen.

Sluiten

Inloggen

to arrive

[werkwoord]

to reach a location, particularly as an end to a journey

aankomen, bereiken

Ex: We left early to ensure we would arrive at the concert venue before the performance began .We vertrokken vroeg om ervoor te zorgen dat we vóór het begin van de voorstelling op de concertlocatie zouden **aankomen**.

Sluiten

Inloggen

on time

[bijwoord]

exactly at the specified time, neither late nor early

op tijd, stipt

Ex: She cooked the meal on time for the dinner party.Ze kookte de maaltijd **op tijd** voor het diner.

Sluiten

Inloggen

partner

[zelfstandig naamwoord]

a person we do a particular activity with, such as playing a game

partner, maatje

Ex: Sarah found a dance partner to participate in the upcoming competition .Sarah heeft een dans**partner** gevonden om deel te nemen aan de aanstaande wedstrijd.

Sluiten

Inloggen

activity

[zelfstandig naamwoord]

something that a person spends time doing, particularly to accomplish a certain purpose

activiteit, bezigheid

Ex: Solving puzzles and brain teasers can be a challenging but stimulating activity.Het oplossen van puzzels en breinbrekers kan een uitdagende maar stimulerende **activiteit** zijn.

Sluiten

Inloggen

student

[zelfstandig naamwoord]

a person who is studying at a school, university, or college

student, leerling

Ex: They collaborate with other students on group projects .Ze werken samen met andere **studenten** aan groepsprojecten.

Sluiten

Inloggen

to try

[werkwoord]

to make an effort or attempt to do or have something