Boek Face2face - Intermediate - Eenheid 6 - 6C

Hier vind je de woordenschat van Unit 6 - 6C in het Face2Face Intermediate cursusboek, zoals "vallende ster", "aanpak", "charme", etc.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

shooting star

[zelfstandig naamwoord]

a usually small meteor that burns with a bright light when entering the earth's atmosphere

vallende ster, meteoor

Ex: The shooting star disappeared within seconds , leaving only a brief trail of light .De **vallende ster** verdween binnen enkele seconden, waardoor alleen een kort lichtspoor overbleef.

Sluiten

Inloggen

mirror

[zelfstandig naamwoord]

a flat surface made of glass that people can see themselves in

spiegel, glas

Ex: She applied makeup in front of the magnifying mirror on the vanity .Ze deed make-up op voor de vergrotende **spiegel** op de kaptafel.

Sluiten

Inloggen

salt

[zelfstandig naamwoord]

a natural, white substance, obtained from mines and also found in seawater that is added to the food to make it taste better or to preserve it

zout, natriumchloride

Ex: We bought a bag of coarse sea salt from the specialty store.We hebben een zak grof zeezout gekocht bij de speciaalzaak.

Sluiten

Inloggen

ladder

[zelfstandig naamwoord]

a piece of equipment with a set of steps that are connected to two long bars, used for climbing up and down a height

ladder, trap

Ex: He used a ladder to reach the top shelf in the garage and grab the toolbox .Hij gebruikte een **ladder** om bij de bovenste plank in de garage te komen en de gereedschapskist te pakken.

Sluiten

Inloggen

wood

[zelfstandig naamwoord]

the hard material that the trunk and branches of a tree or shrub are made of, used for fuel or timber

hout, brandhout

Ex: They used the wood to build a fire .Ze gebruikten het **hout** om een vuur te maken.

Sluiten

Inloggen

lucky

[bijvoeglijk naamwoord]

having or bringing good luck

gelukkig, geluk brengend

Ex: You 're lucky to have such a caring family .Je hebt **geluk** dat je zo'n zorgzame familie hebt.

Sluiten

Inloggen

charm

[zelfstandig naamwoord]

a small object, often in the form of a necklace or bracelet, which is believed to bring good luck

amulet, geluksbrenger

Ex: The old charm was said to protect its owner from harm .Er werd gezegd dat het oude **talisman** zijn eigenaar beschermde tegen kwaad.

Sluiten

Inloggen

umbrella

[zelfstandig naamwoord]

an object with a circular folding frame covered in cloth, used as protection against rain or sun

paraplu

Ex: When the sudden rain started , everyone rushed to open their umbrellas and find shelter .Toen de plotselinge regen begon, haastte iedereen zich om hun **paraplu's** te openen en onderdak te zoeken.

Sluiten

Inloggen

to choose

[werkwoord]

to decide what we want to have or what is best for us from a group of options

kiezen, selecteren

Ex: The chef will choose the best ingredients for tonight 's special .De chef zal de beste ingrediënten **kiezen** voor het speciale gerecht vanavond.

Sluiten

Inloggen

to pick

[werkwoord]

to choose someone or something out of a group of people or things

kiezen, selecteren

Ex: Can you help me pick the best color for the living room walls ?Kun je me helpen de beste kleur voor de woonkamer muren te **kiezen**?

Sluiten

Inloggen

satisfied

[bijvoeglijk naamwoord]

content with a result or outcome

tevreden, voldaan

Ex: They were satisfied with their meal at the restaurant , praising the delicious flavors .Ze waren **tevreden** met hun maaltijd in het restaurant en prezen de heerlijke smaken.

Sluiten

Inloggen

content

[bijvoeglijk naamwoord]

satisfied and happy with one's current situation

tevreden, gelukkig

Ex: He felt content with his decision to pursue his passion rather than chasing wealth and fame.

Sluiten

Inloggen

fortunate

[bijvoeglijk naamwoord]

experiencing good luck or favorable circumstances

gelukkig, gezegend

Ex: They considered themselves fortunate for having such a generous and understanding boss .Ze beschouwden zichzelf als **gelukkig** omdat ze zo'n genereuze en begripvolle baas hadden.

Sluiten

Inloggen

to behave

[werkwoord]

to request someone to act appropriately or according to expected standards, often used politely

gedragen, zich goed gedragen

Ex: " You need to behave at the doctor 's office , " his father said calmly ."Je moet je **gedragen** in het kantoor van de dokter," zei zijn vader kalm.

Sluiten

Inloggen

to act

[werkwoord]

to do something for a special reason

handelen, ingrijpen

Ex: Individuals can act responsibly by reducing their carbon footprint to help combat climate change .Individuen kunnen verantwoord **handelen** door hun ecologische voetafdruk te verkleinen om klimaatverandering tegen te gaan.

Sluiten

Inloggen

to notice

[werkwoord]

to pay attention and become aware of a particular thing or person

opmerken, waarnemen

Ex: I noticed the time and realized I was late for my appointment .Ik **merkte** de tijd op en realiseerde me dat ik te laat was voor mijn afspraak.

Sluiten

Inloggen

spot

[zelfstandig naamwoord]

a particular point or location that is identified or located in relation to the surrounding surface features of a region or area

punt, plek

Sluiten

Inloggen

by chance

[bijwoord]

without deliberate intention

toevallig, per ongeluk

Ex: The meeting happened by chance as they were both in the same place at the same time .De bijeenkomst gebeurde **toevallig** omdat ze beiden op hetzelfde moment op dezelfde plaats waren.

Sluiten

Inloggen

accidentally

[bijwoord]

by chance and without planning in advance

per ongeluk, toevallig

Ex: They accidentally left the door unlocked all night .Ze hebben de deur **per ongeluk** de hele nacht opengelaten.

Sluiten

Inloggen

attitude

[zelfstandig naamwoord]

the typical way a person thinks or feels about something or someone, often affecting their behavior and decisions

houding, mentaliteit

Ex: A good attitude can make a big difference in team dynamics .Een goede **houding** kan een groot verschil maken in teamdynamiek.

Sluiten

Inloggen

approach

[zelfstandig naamwoord]

a way of doing something or dealing with a problem

aanpak, methode

Sluiten

Inloggen

sure

[bijvoeglijk naamwoord]

(of a person) feeling confident about something being correct or true

zeker, overtuigd

Ex: He felt sure that his team would win the championship this year .Hij was er **zeker** van dat zijn team dit jaar het kampioenschap zou winnen.

Sluiten

Inloggen

certain

[bijvoeglijk naamwoord]

feeling completely sure about something and showing that you believe it

zeker, overtuigd

Ex: She was certain that she left her keys on the table .Ze was **zeker** dat ze haar sleutels op tafel had gelaten.

Sluiten

Inloggen

to deal with

[werkwoord]

to take the necessary action regarding someone or something specific

omgaan met, behandelen

Ex: As a therapist , she helps individuals deal with emotional challenges and personal growth .Als therapeut helpt ze individuen om **om te gaan met** emotionele uitdagingen en persoonlijke groei.

Sluiten

Inloggen

to cope

[werkwoord]

to handle a difficult situation and deal with it successfully

omgaan met, beheren

Ex: Couples may attend counseling sessions to cope with relationship difficulties and improve communication .Koppels kunnen deelnemen aan counselingsessies om om te gaan met relatieproblemen en de communicatie te verbeteren.

Sluiten

Inloggen

to show

[werkwoord]

to make something visible or noticeable

tonen, vertonen

Ex: You need to show them your ID to pass the security checkpoint .Je moet je ID **laten zien** om de veiligheidscontrole te passeren.

Sluiten

Inloggen

to reveal

[werkwoord]

to make information that was previously unknown or kept in secrecy publicly known

onthullen, blootleggen

Ex: The whistleblower revealed crucial information about the company 's unethical practices .De **klokkenluider** onthulde cruciale informatie over de onethische praktijken van het bedrijf.

Sluiten

Inloggen

Boek Face2face - Intermediate

LanGeek app downloaden

Langeek

Boek Face2face - Intermediate - Eenheid 6 - 6C