SAT Woordvaardigheden 4 - Les 40

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

natal

[bijvoeglijk naamwoord]

relating to or accompanying birth

nataal, met betrekking tot de geboorte

Sluiten

Inloggen

nationality

[zelfstandig naamwoord]

the state of legally belonging to a country

nationaliteit

Ex: Your nationality does not determine your abilities or character .Uw **nationaliteit** bepaalt niet uw vaardigheden of karakter.

Sluiten

Inloggen

octagon

[zelfstandig naamwoord]

(geometry) a polygon consisting of eight straight sides and eight angles

achthoek, polygoon met acht zijden

Ex: The child 's drawing featured a perfectly symmetrical octagon.De tekening van het kind bevatte een perfect symmetrische **achthoek**.

Sluiten

Inloggen

octave

[zelfstandig naamwoord]

the interval between the first and the last notes in eight diatonic degrees

octaaf, interval tussen de eerste en de laatste noot in acht diatonische trappen

Ex: The singer 's range extended over three octaves, impressing the judges .Het bereik van de zanger strekte zich uit over drie **octaven**, wat de jury imponeerde.

Sluiten

Inloggen

octavo

[zelfstandig naamwoord]

a book size resulting from folding a full sheet of paper three times to create eight leaves or 16 pages

octavo, octavoformaat

Sluiten

Inloggen

octogenarian

[bijvoeglijk naamwoord]

having an age between 80 and 89 years old

tachtigjarige, tussen de 80 en 89 jaar oud

Ex: The octogenarian community center offered various activities to cater to the interests of older adults .Het gemeenschapscentrum voor **tachtigjarigen** bood verschillende activiteiten aan om tegemoet te komen aan de interesses van oudere volwassenen.

Sluiten

Inloggen

syntax

[zelfstandig naamwoord]

an organized system or set of rules that specifies how elements should be arranged in a language or other structure

syntaxis, syntactische structuur

Ex: Linguists debated the merits of competing syntaxes.Taalkundigen debatteerden over de verdiensten van concurrerende **syntaxen**.

Sluiten

Inloggen

synthetic

[bijvoeglijk naamwoord]

produced artificially, typically based on its natural version

synthetisch, kunstmatig

Ex: She chose synthetic turf for her backyard instead of natural grass for its low maintenance and durability .Ze koos voor **kunstgras** in haar achtertuin in plaats van natuurlijk gras vanwege het onderhoudsarme en duurzame karakter.

Sluiten

Inloggen

to edify

[werkwoord]

to make someone develop intellectually or morally

opbouwen, onderrichten

Ex: The mentor sought to edify the mentee through constructive feedback and mentorship , fostering personal and professional growth .De mentor probeerde de mentee te **onderrichten** door middel van constructieve feedback en mentoring, wat persoonlijke en professionele groei bevorderde.

Sluiten

Inloggen

edifice

[zelfstandig naamwoord]

a large, imposing building, especially one that is impressive in size or appearance

gebouw, imposant bouwwerk

Ex: The ancient edifice stood tall amidst the modern city skyline .Het oude **gebouw** stond hoog te midden van de skyline van de moderne stad.

Sluiten

Inloggen

bromine

[zelfstandig naamwoord]

a nonmetallic heavy volatile corrosive dark brown liquid element belonging to the halogens; found in sea water

broom, element broom

Sluiten

Inloggen

bromide

[zelfstandig naamwoord]

a bromine-containing compound once prescribed to calm nerves or induce sleep, largely replaced by modern medications now

bromide, broomhoudende verbinding

Ex: The old pharmacy shelf still held glass bottles labeled "Bromide Solution" and "Potassium Bromide."De oude apotheekplank bevatte nog steeds glazen flessen met de etiketten "**Bromide**-oplossing" en "Kalium**bromide**".

Sluiten

Inloggen

florist

[zelfstandig naamwoord]

a person whose job is arranging and selling flowers

bloemist, bloemenverkoper

Ex: The florist offered advice on how to care for the flowers to make them last longer .De **bloemist** gaf advies over hoe je voor de bloemen moet zorgen om ze langer mee te laten gaan.

Sluiten

Inloggen

to flourish

[werkwoord]

to grow in a healthy and strong way

bloeien, gedijen

Ex: The tree flourished after years of careful care .De boom **bloeide** na jaren van zorgvuldige verzorging.

Sluiten

Inloggen

merciful

[bijvoeglijk naamwoord]

showing or giving mercy

barmhartig, genadig

Sluiten

Inloggen

mercurial

[bijvoeglijk naamwoord]

prone to unpredicted and sudden changes

wispelturig, veranderlijk

Ex: Their relationship was strained by his mercurial attitude and frequent outbursts .Hun relatie werd belast door zijn **wispelturige** houding en frequente uitbarstingen.

Sluiten

Inloggen

pompous

[bijvoeglijk naamwoord]

characterized by pomp and ceremony and stately display

pompous, plechtig

Sluiten

Inloggen

pomposity

[zelfstandig naamwoord]

lack of elegance as a consequence of being pompous and puffed up with vanity

pompeusheid, verwaandheid