Beginners 2 - Vervoermiddelen

Hier leer je enkele Engelse woorden over vervoermiddelen, zoals "auto", "helikopter" en "boot", voorbereid voor studenten van startersniveau.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

car

[zelfstandig naamwoord]

a road vehicle that has four wheels, an engine, and a small number of seats for people

auto

Ex: We are going on a road trip and renting a car.We gaan op een roadtrip en huren een **auto**.

Sluiten

Inloggen

motorcycle

[zelfstandig naamwoord]

a vehicle with two wheels, powered by an engine

motorfiets, motor

Ex: She prefers the freedom and agility of a motorcycle over a car .Zij verkiest de vrijheid en wendbaarheid van een **motorfiets** boven een auto.

Sluiten

Inloggen

bus

[zelfstandig naamwoord]

a large vehicle that carries many passengers by road

bus, autobus

Ex: The bus was full , so I had to stand for the entire journey .De **bus** was vol, dus ik moest de hele reis staan.

Sluiten

Inloggen

truck

[zelfstandig naamwoord]

a large road vehicle used for carrying goods

vrachtwagen, truck

Ex: We rented a moving truck to transport our furniture to the new house .We hebben een **vrachtwagen** gehuurd om ons meubilair naar het nieuwe huis te vervoeren.

Sluiten

Inloggen

taxi

[zelfstandig naamwoord]

a car that has a driver whom we pay to take us to different places

taxi, huurauto

Ex: The taxi dropped me off at the entrance of the restaurant .De **taxi** zette me af bij de ingang van het restaurant.

Sluiten

Inloggen

plane

[zelfstandig naamwoord]

a winged flying vehicle driven by one or more engines

vliegtuig

Ex: The plane landed smoothly at the airport after a long flight .Het **vliegtuig** landde soepel op de luchthaven na een lange vlucht.

Sluiten

Inloggen

helicopter

[zelfstandig naamwoord]

a large aircraft with metal blades on top that go around

helikopter

Ex: We took a helicopter tour to get a bird's-eye view of the city .We hebben een **helikopter**tour gemaakt om een vogelvlucht van de stad te krijgen.

Sluiten

Inloggen

bicycle

[zelfstandig naamwoord]

a vehicle with two wheels that we ride by pushing its pedals with our feet

fiets, rijwiel

Ex: They are buying a new bicycle for their daughter 's birthday .Ze kopen een nieuwe **fiets** voor de verjaardag van hun dochter.

Sluiten

Inloggen

bike

[zelfstandig naamwoord]

a vehicle that has two wheels and moves when we push its pedals with our feet

fiets, bicycle

Ex: He bought a new bike for his son 's birthday .Hij kocht een nieuwe **fiets** voor de verjaardag van zijn zoon.

Sluiten

Inloggen

train

[zelfstandig naamwoord]

a series of connected carriages that travel on a railroad, often pulled by a locomotive

trein, spoor

Ex: The train traveled through beautiful countryside .De **trein** reed door prachtig platteland.

Sluiten

Inloggen

boat

[zelfstandig naamwoord]

a type of small vehicle that is used to travel on water

boot, schip

Ex: We went fishing in a small boat on the calm lake.We gingen vissen in een kleine **boot** op het kalme meer.

Sluiten

Inloggen

ship

[zelfstandig naamwoord]

a large boat, used for carrying passengers or goods across the sea

schip, boot

Ex: The ship's crew worked together to ensure the smooth operation of the vessel .De bemanning van het **schip** werkte samen om de soepele werking van het schip te waarborgen.

Sluiten

Inloggen

Beginners 2

LanGeek app downloaden

Langeek

Beginners 2 - Vervoermiddelen