Premium|Mobiele app|Woordenboek

Langeek

Ranglijst

Nachtmodus

Begin met leren

Mobiele app Premium Woordenboek

pattern

Boek English Result - Upper-intermediate - Eenheid 1 - 1A

Hier vind je de woordenschat van Unit 1 - 1A in het English Result Upper-Intermediate cursusboek, zoals "ceremonieel", "feestelijkheid", "reguleren", etc.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

English Result - Upper-intermediate

[werkwoord]

to do something special such as dancing or drinking that shows one is happy for an event

vieren, feesten

vieren, feesten

Ex: They have celebrated the completion of the project with a team-building retreat .Ze hebben de voltooiing van het project **gevierd** met een team-building retreat.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

a gathering or event where people come together to honor someone or something, often with food, music, and dancing

feest, viering

feest, viering

Ex: The annual festival is a celebration of local culture , featuring traditional music , dance , and cuisine .Het jaarlijkse festival is een **viering** van de lokale cultuur, met traditionele muziek, dans en keuken.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

someone who is known by a lot of people, especially in entertainment business

beroemdheid, ster

beroemdheid, ster

Ex: The reality show is hosted by a well-known celebrity.De realityshow wordt gepresenteerd door een bekende **beroemdheid**.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

a formal public or religious occasion where a set of traditional actions are performed

ceremonie, rite

ceremonie, rite

Ex: The ceremony included a series of rituals passed down through generations .De **ceremonie** omvatte een reeks rituelen die van generatie op generatie werden doorgegeven.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

formal act or set of acts performed on special occasions, often with symbolic meaning

ceremonieel, rite

ceremonieel, rite

Ex: She wore a special dress for the ceremonial at the palace .Ze droeg een speciale jurk voor de **ceremonie** in het paleis.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

a period of time that is celebrated due to cultural or religious reasons

feest, festival

feest, festival

Ex: The festival highlighted the region ’s cultural heritage .Het **festival** benadrukte het culturele erfgoed van de regio.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

any social gathering that is celebrated in a cheerful way

feest, festiviteit

feest, festiviteit

Ex: The holiday season is filled with various festivities, from family dinners to office parties .Het vakantieseizoen is gevuld met verschillende **festiviteiten**, van familiediners tot kantoorfeesten.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

the unique personality that persists within an individual

identiteit, persoonlijkheid

identiteit, persoonlijkheid

Ex: Changing one 's identity is not an easy process , especially in the digital age .Het veranderen van iemands **identiteit** is geen gemakkelijk proces, vooral niet in het digitale tijdperk.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

any form of evidence that confirms the identity of a person or object, such as a name, ID card, fingerprint, or distinctive feature

identificatie, identiteitsbewijs

identificatie, identiteitsbewijs

Ex: A passport serves as an official form of identification when traveling abroad .Een paspoort dient als een officiële vorm van **identificatie** bij reizen naar het buitenland.

Sluiten

[werkwoord]

to come to a foreign country and live there permanently

immigreren

immigreren

Ex: The Smith family made the life-changing decision to immigrate to New Zealand for better economic prospects .De familie Smith nam de levensveranderende beslissing om naar Nieuw-Zeeland te **emigreren** voor betere economische vooruitzichten.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

the fact or process of coming to another country to permanently live there

immigratie

immigratie

Ex: After decades of immigration, the neighborhood has become a vibrant , multicultural community .Na decennia van **immigratie** is de buurt een levendige, multiculturele gemeenschap geworden.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

a country considered as a group of people that share the same history, language, etc., and are ruled by the same government

natie, land

natie, land

Ex: The nation's capital is home to its government and political leaders .De hoofdstad van de **natie** herbergt haar regering en politieke leiders.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

the state of legally belonging to a country

nationaliteit

nationaliteit

Ex: Your nationality does not determine your abilities or character .Uw **nationaliteit** bepaalt niet uw vaardigheden of karakter.

Sluiten

[werkwoord]

to control the amount or degree of something to meet specific standards or requirements

reguleren, controleren

reguleren, controleren

Ex: The team installed a system to regulate the supply of electricity to the grid .Het team heeft een systeem geïnstalleerd om de toevoer van elektriciteit naar het net te **regelen**.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

a rule made by the government, an authority, etc. to control or govern something within a particular area

verordening, regulering

verordening, regulering

Ex: Environmental regulations limit the amount of pollutants that factories can release into the air and water .Milieu**regelgeving** beperkt de hoeveelheid verontreinigende stoffen die fabrieken in de lucht en het water kunnen lozen.

Sluiten

[bijvoeglijk naamwoord]

(of a person) having an obligation to do something or to take care of someone or something as part of one's job or role

verantwoordelijk

verantwoordelijk

Ex: Drivers should be responsible for following traffic laws and ensuring road safety .Bestuurders moeten **verantwoordelijk** zijn voor het volgen van verkeerswetten en het waarborgen van de verkeersveiligheid.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

the obligation to perform a particular duty or task that is assigned to one

verantwoordelijkheid, verplichting

verantwoordelijkheid, verplichting

Ex: Parents have the responsibility of providing a safe and nurturing environment for their children .Ouders hebben de **verantwoordelijkheid** om een veilige en voedende omgeving voor hun kinderen te bieden.

Sluiten

[zelfstandig naamwoord]

an established way of thinking or doing something among a specific group of people

traditie, gewoonte

traditie, gewoonte

Ex: Some traditions are deeply rooted in cultural or religious practices .Sommige **tradities** zijn diep geworteld in culturele of religieuze praktijken.

Sluiten

[bijvoeglijk naamwoord]

belonging to or following the methods or thoughts that are old as opposed to new or different ones

traditioneel, klassiek

traditioneel, klassiek

Ex: The company ’s traditional dress code requires formal attire , while other workplaces are adopting casual policies .De **traditionele** kledingcode van het bedrijf vereist formele kleding, terwijl andere werkplekken een casual beleid hanteren.

Sluiten

Boek English Result - Upper-intermediate

LanGeek app downloaden