Boek Four Corners 3 - Eenheid 6 Les A

Hier vind je de woordenschat van Unit 6 Les A in het Four Corners 3 cursusboek, zoals "toewijding", "oppakken", "organiseren", etc.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

to organize

[werkwoord]

to make the necessary arrangements for an event or activity to take place

organiseren, regelen

Ex: The committee is organizing the agenda for the upcoming summit .De commissie **organiseert** de agenda voor de komende top.

Sluiten

Inloggen

time

[zelfstandig naamwoord]

the quantity that is measured in seconds, minutes, hours, etc. using a device like clock

tijd

Ex: We had a great time at the party .We hebben een geweldige **tijd** gehad op het feest.

Sluiten

Inloggen

busy

[bijvoeglijk naamwoord]

having so many things to do in a way that leaves not much free time

druk, bezig

Ex: The event planner became exceptionally busy with coordinating logistics and ensuring everything ran smoothly .De evenementenplanner werd uitzonderlijk **druk** met het coördineren van de logistiek en ervoor zorgen dat alles soepel verliep.

Sluiten

Inloggen

commitment

[zelfstandig naamwoord]

the state of being dedicated to someone or something

toewijding, implicatie

Ex: Volunteering at the shelter every weekend showed her deep commitment to helping those in need .Elk weekend vrijwilligerswerk doen in het asiel liet haar diepe **toewijding** zien om hen in nood te helpen.

Sluiten

Inloggen

birthday party

[zelfstandig naamwoord]

a gathering of people for celebrating the day on which a person was born

verjaardagsfeest, verjaardagspartij

Ex: The surprise birthday party was a huge hit with all the guests .De verrassings-**verjaardagsfeest** was een groot succes bij alle gasten.

Sluiten

Inloggen

blind date

[zelfstandig naamwoord]

a romantic date with a person one has not met before

blind date, geregelde ontmoeting

Ex: Many people use apps to arrange blind dates nowadays .Tegenwoordig gebruiken veel mensen apps om **blind dates** te regelen.

Sluiten

Inloggen

business

[zelfstandig naamwoord]

the activity of providing services or products in exchange for money

bedrijf, onderneming

Ex: He started a landscaping business after graduating from college .Hij startte een landschapsarchitectuur-**bedrijf** na zijn afstuderen aan de universiteit.

Sluiten

Inloggen

call

[zelfstandig naamwoord]

the act of talking to someone on the phone or an attempt to reach someone through a phone

oproep, gesprek

Ex: She makes a call to her family every Sunday .Ze belt haar familie elke zondag.

Sluiten

Inloggen

conference

[zelfstandig naamwoord]

an official meeting where a group of people discuss a certain matter, which often continues for days

conferentie

Ex: Many universities organize conferences to promote academic collaboration .Veel universiteiten organiseren **conferenties** om academische samenwerking te bevorderen.

Sluiten

Inloggen

meeting

[zelfstandig naamwoord]

an event in which people meet, either in person or online, to talk about something

vergadering, ontmoeting

Ex: We have a meeting scheduled for 10 a.m. tomorrow .We hebben een **vergadering** gepland om 10 uur morgenochtend.

Sluiten

Inloggen

doctor

[zelfstandig naamwoord]

someone who has studied medicine and treats sick or injured people

arts, dokter

Ex: We have an appointment with the doctor tomorrow morning for a check-up .We hebben morgenochtend een afspraak met de **arts** voor een controle.

Sluiten

Inloggen

appointment

[zelfstandig naamwoord]

a planned meeting with someone, typically at a particular time and place, for a particular purpose

afspraak, ontmoeting

Ex: They set an appointment to finalize the contract on Friday .Ze hebben een **afspraak** gemaakt om het contract op vrijdag af te ronden.

Sluiten

Inloggen

job interview

[zelfstandig naamwoord]

a meeting in which someone asks questions to decide whether a person is suitable for a job

sollicitatiegesprek, baangesprek

Ex: The company conducted the job interview via video call .Het bedrijf voerde het **sollicitatiegesprek** uit via een videogesprek.

Sluiten

Inloggen

soccer

[zelfstandig naamwoord]

a type of sport where two teams, with eleven players each, try to kick a ball into a specific area to win points

voetbal, soccer

Ex: We cheer loudly for our favorite soccer team during the match .We juichen luid voor ons favoriete **voetbal**team tijdens de wedstrijd.

Sluiten

Inloggen

practice

[zelfstandig naamwoord]

the act of repeatedly doing something to become better at doing it

praktijk, oefening

Ex: To become a better swimmer , consistent practice is essential .Om een betere zwemmer te worden, is consistente **oefening** essentieel.

Sluiten

Inloggen

violin

[zelfstandig naamwoord]

a musical instrument that we play by holding it under our chin and moving a bow across its strings

viool

Ex: We gathered around as she performed a heartfelt solo on her violin.We verzamelden ons rondom haar terwijl ze een hartverwarmend solo op haar **viool** speelde.

Sluiten

Inloggen

plan

[zelfstandig naamwoord]

a chain of actions that will help us reach our goals

plan, project

Ex: The team is working on a contingency plan to address potential challenges in the project .Het team werkt aan een **plan** voor het omgaan met mogelijke uitdagingen in het project.

Sluiten

Inloggen

town

[zelfstandig naamwoord]

an area with human population that is smaller than a city and larger than a village

stad, dorp

Ex: They organize community events in town to bring people together .Ze organiseren gemeenschapsevenementen in de **stad** om mensen samen te brengen.

Sluiten

Inloggen

to pick up

[werkwoord]

to let a person waiting by a road or street to get inside one's vehicle and give them a ride

oppikken, meenemen

Ex: I picked a stranded tourist up on my way to the city center.Ik heb een gestrande toerist **opgepikt** op weg naar het stadscentrum.

Sluiten

Inloggen

airport

[zelfstandig naamwoord]

a large place where planes take off and land, with buildings and facilities for passengers to wait for their flights

luchthaven, vliegveld

Ex: She arrived at the airport two hours before her flight .Ze arriveerde twee uur voor haar vlucht op de **luchthaven**.

Sluiten

Inloggen

flight

[zelfstandig naamwoord]

a scheduled journey by an aircraft

vlucht, luchtreis

Ex: The flight across the Atlantic took about seven hours .De **vlucht** over de Atlantische Oceaan duurde ongeveer zeven uur.

Sluiten

Inloggen

around

[bijwoord]

toward random or various directions

rond, in alle richtingen

Ex: She rummaged around in her purse for the missing lipstick .Ze zocht **rond** in haar tas naar de ontbrekende lippenstift.

Sluiten

Inloggen

lesson

[zelfstandig naamwoord]

a part of a book that is intended to be used for learning a specific subject

les, hoofdstuk

Ex: We covered an interesting grammar lesson in our English class .We hebben een interessante grammatica**les** behandeld in onze Engelse les.

Sluiten

Inloggen

Boek Four Corners 3

LanGeek app downloaden

Langeek

Boek Four Corners 3 - Eenheid 6 Les A