Boek Total English - Pre-intermediate - Eenheid 8 - Les 3

Hier vind je de woordenschat van Unit 8 - Les 3 in het Total English Pre-Intermediate cursusboek, zoals "schoenveter", "opmerken", "overwinning", enz.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

lightning

[zelfstandig naamwoord]

a bright flash, caused by electricity, in the sky or one that hits the ground from within the clouds

bliksem, weerlicht

Ex: The loud thunder followed a bright flash of lightning.De harde donder volgde op een heldere **bliksemflits**.

Sluiten

Inloggen

shoelace

[zelfstandig naamwoord]

a long and thin string or cord that is passed through the hooks on a shoe and pulled tightly to fasten it

schoenveter, veter

Ex: The shoelace on her boot snapped , forcing her to stop and tie it before continuing on her hike .De **veter** aan haar laars brak, waardoor ze moest stoppen en hem vastmaken voordat ze verder kon wandelen.

Sluiten

Inloggen

victory

[zelfstandig naamwoord]

the success that is achieved in a competition, game, war, etc.

overwinning

Sluiten

Inloggen

to notice

[werkwoord]

to pay attention and become aware of a particular thing or person

opmerken, waarnemen

Ex: I noticed the time and realized I was late for my appointment .Ik **merkte** de tijd op en realiseerde me dat ik te laat was voor mijn afspraak.

Sluiten

Inloggen

sprinter

[zelfstandig naamwoord]

a person who competes in short-distance races at a very fast speed

sprinter, kortafstandloper

Ex: A good sprinter needs strong legs and quick reflexes .Een goede **sprinter** heeft sterke benen en snelle reflexen nodig.

Sluiten

Inloggen

championship

[zelfstandig naamwoord]

the status or title that a person gains by being the best player or team in a competition

kampioenschap, titel

Ex: The team won the championship after a thrilling final match .Het team won het **kampioenschap** na een spannende finale.

Sluiten

Inloggen

kilogram

[zelfstandig naamwoord]

a unit of measuring weight equal to 2.20 pounds or 1000 grams

kilogram

Ex: He lifted weights totaling 50 kilograms during his workout .Hij tilde gewichten met een totaal van 50 **kilogram** tijdens zijn training.

Sluiten

Inloggen

minute

[zelfstandig naamwoord]

each of the sixty parts that creates one hour and is made up of sixty seconds

minuut

Ex: The elevator arrived after a couple of minutes of waiting.De lift arriveerde na een paar **minuten** wachten.

Sluiten

Inloggen

hour

[zelfstandig naamwoord]

each of the twenty-four time periods that exist in a day and each time period is made up of sixty minutes

uur

Ex: The museum closes in half an hour, so we need to finish our visit soon .Het museum sluit over een half **uur**, dus we moeten ons bezoek snel afronden.

Sluiten

Inloggen

second

[zelfstandig naamwoord]

the standard SI unit of time, equal to one-sixtieth of a minute

seconde, tweede

Ex: The alarm goes off five seconds after the timer hits zero .Het alarm gaat af vijf **seconden** nadat de timer nul bereikt.

Sluiten

Inloggen

meter

[zelfstandig naamwoord]

the basic unit of measuring length that is equal to 100 centimeters

meter

Ex: The hiking trail is marked every 100 meters for navigation .Het wandelpad is elke 100 **meter** gemarkeerd voor navigatie.

Sluiten

Inloggen

kilometers per hour

[zelfstandig naamwoord]

a unit of measurement used to express speed or velocity in the metric system, representing the distance traveled in kilometers over the course of one hour

kilometer per uur, km/u

Ex: The train runs at an average of 200 kilometers per hour.De trein rijdt met een gemiddelde snelheid van 200 **kilometer per uur**.

Sluiten

Inloggen

centimeter

[zelfstandig naamwoord]

a unit of measuring length equal to one hundredth of a meter

centimeter

Ex: The width of the bookshelf is 120 centimeters.De breedte van de boekenkast is 120 **centimeter**.

Sluiten

Inloggen

Boek Total English - Pre-intermediate

LanGeek app downloaden

Langeek

Boek Total English - Pre-intermediate - Eenheid 8 - Les 3