Object-voornaamwoorden Voor Beginners

Leer hoe je Engelse object-voornaamwoorden ("me", "him", "us") correct gebruikt met duidelijke voorbeelden en oefeningen.

Object-voornaamwoorden in het Engels

Engelse Object-voornaamwoorden

Er zijn acht object-voornaamwoorden in het Engels:

onderwerpsvoornaamwoorden

object-voornaamwoorden

1e persoon

I (ik)

me (mij)

2e persoon

you (je/jij/u)

you (je/u)

3e persoon (mannelijk)

he (hij)

him (hem)

3e persoon (vrouwelijk)

she (ze/zij)

her (haar)

3e persoon (onzijdig)

it (het)

it (het)

1e persoon (meervoud)

we (we/wij)

us (ons)

2e persoon (meervoud)

you (jullie/u)

you (jullie)

3e persoon (meervoud)

they (ze/zij)

them (ze/hun)

You: Enkelvoud en Meervoud

Het voornaamwoord 'you' wordt zowel voor enkelvoud als meervoud gebruikt in het Engels. Het verwijst naar de persoon aan wie de actie van het werkwoord wordt uitgevoerd.

Voorbeeld

Hey Sally! Did Robin give you the money? (Singular You)

Sally! Heeft Robin je het geld gegeven? (Enkelvoudige You)

Mom and Dad, I love you. (Plural You)

Mam en Dad, ik hou van jullie. (Meervoudige You)

Het Geslacht van Object-voornaamwoorden

Objectvoornaamwoorden kunnen verwijzen naar een man of jongen (mannelijk), een vrouw of meisje (vrouwelijk), of een dier of ding (onzijdig).

derde persoon Enkelvoud Voornaamwoorden

Nederlands gelijkwaardig

man

him → Jake, David, man, boy

hij → Jake, David, man, jongen

vrouw

her → Mary, Lucy, woman, girl

haar → Mary, Lucy, vrouw, meisje

niet-menselijk

it → cat, book, tree

het → kat, boek, boom

Wat Doen Object-voornaamwoorden?

Object-voornaamwoorden vervangen zelfstandige naamwoorden die als object in een zin functioneren. Laten we enkele voorbeelden bekijken:

Voorbeeld

You have to ask him.

Je moet hem vragen.

Hier is 'you' het onderwerpsvoornaamwoord (de dader van de actie) en 'him' het objectvoornaamwoord (de actie van het werkwoord wordt aan hem uitgevoerd).

Help us, please.

Help ons, alsjeblieft.

He bought me a drink.

hij kocht mij een drankje

Quiz:


1.

What is the correct object pronoun for "David" in the sentence: "I saw David at the store"?

A

him

B

her

C

it

2.

Sort the words to form a correct sentence:

street
.
saw
in
them
he
the
3.

Match the subject pronouns with the correct object pronouns

I
he
we
they
us
them
him
me
4.

Complete the sentences with the correct object pronoun.

Mary loves her dog. She takes care of

.

I called my brother to give

the news.

My mom loves flowers. Flowers make

happy.

My friends know about it because I told

.

it
him
her
them
us
5.

Match the nouns on the right with the correct object pronoun on the right.

NounObject Pronoun

the teachers

Sarah

the book

you and your friends

Reacties

(0)
Recaptcha wordt geladen...
Delen op :
books
Leer Engelse woordenschatBegin met het leren van gecategoriseerde Engelse woordenschat op Langeek.
Klik om te starten
LanGeek
LanGeek app downloaden