Boek English File - Beginner - Les 11B

Hier vind je de woordenschat uit Les 11B in het English File Beginner cursusboek, zoals "examen", "mooi", "scheren", enz.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

to get

[werkwoord]

to receive or come to have something

ontvangen, verkrijgen

Ex: The children got toys from their grandparents .De kinderen hebben speelgoed van hun grootouders **gekregen**.

Sluiten

Inloggen

to go

[werkwoord]

to travel or move from one location to another

gaan, zich verplaatsen

Ex: Does this train go to the airport?Gaat deze trein naar de luchthaven?

Sluiten

Inloggen

to have

[werkwoord]

to hold or own something

hebben, bezitten

Ex: He has a Bachelor 's degree in Computer Science .Hij **heeft** een Bachelor diploma in Computerwetenschappen.

Sluiten

Inloggen

[Voorzetsel]

used to say where someone or something goes

naar

Ex: We drive to grandma 's house for Sunday dinner .We rijden **naar** het huis van oma voor het zondagse diner.

Sluiten

Inloggen

exam

[zelfstandig naamwoord]

a way of testing how much someone knows about a subject

examen, test

Ex: The students received their exam results and were happy to see their improvements .De studenten ontvingen hun **examen**resultaten en waren blij hun vooruitgang te zien.

Sluiten

Inloggen

noise

[zelfstandig naamwoord]

sounds that are usually unwanted or loud

lawaai, herrie

Ex: He found it hard to concentrate on his work with all the noise coming from the street .Hij vond het moeilijk om zich te concentreren op zijn werk met al het **lawaai** van de straat.

Sluiten

Inloggen

eye

[zelfstandig naamwoord]

a body part on our face that we use for seeing

oog, ogen

Ex: The doctor used a small flashlight to examine her eyes.De dokter gebruikte een kleine zaklamp om haar **ogen** te onderzoeken.

Sluiten

Inloggen

operation

[zelfstandig naamwoord]

an organized activity involving multiple people doing various things to achieve a common goal

operatie, activiteit

Ex: The rescue operation was organized by multiple agencies, showcasing their ability to work together in times of crisis.De reddings**operatie** werd georganiseerd door meerdere agentschappen, wat hun vermogen toont om samen te werken in tijden van crisis.

Sluiten

Inloggen

soldier

[zelfstandig naamwoord]

someone who serves in an army, particularly a person who is not an officer

soldaat, militair

Ex: The soldier polished his boots until they shone .De **soldaat** poetste zijn laarzen tot ze glommen.

Sluiten

Inloggen

century

[zelfstandig naamwoord]

a period of one hundred years

eeuw, honderd jaar

Ex: This ancient artifact dates back to the 7th century.Dit oude artefact dateert uit de 7e **eeuw**.

Sluiten

Inloggen

pretty

[bijvoeglijk naamwoord]

visually pleasing in a charming way

mooi, knap

Ex: With her pretty eyes and friendly manner , she makes friends easily .Met haar **mooie** ogen en vriendelijke manier maakt ze gemakkelijk vrienden.

Sluiten

Inloggen

to shave

[werkwoord]

to remove hair from the body using a razor or similar tool

scheren, zich scheren

Ex: After swimming , he shaves his armpits for better hygiene .Na het zwemmen **scheert** hij zijn oksels voor een betere hygiëne.

Sluiten

Inloggen

to enjoy

[werkwoord]

to take pleasure or find happiness in something or someone