pattern

Boek Insight - Pre-intermediate - Eenheid 10 - 10A

Here you will find the vocabulary from Unit 10 - 10A in the Insight Pre-Intermediate coursebook, such as "velvet", "sell out", "trousers", etc.

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
Insight - Pre-Intermediate
to buy
[werkwoord]

to get something in exchange for paying money

kopen

kopen

Ex: Did you remember to buy tickets for the concert this weekend ?Was je vergeten om kaartjes te **kopen** voor het concert dit weekend?
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to sell
[werkwoord]

to give something to someone in exchange for money

verkopen, verhandelen

verkopen, verhandelen

Ex: The company plans to sell its new product in international markets .Het bedrijf van plan is om zijn nieuwe product op internationale markten te **verkopen**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
clothes
[zelfstandig naamwoord]

the things we wear to cover our body, such as pants, shirts, and jackets

kleren, kleding

kleren, kleding

Ex: She was excited to buy new clothes for the summer season .Ze was opgewonden om nieuwe **kleren** te kopen voor het zomerseizoen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to look around
[werkwoord]

to turn your head to see the surroundings

rondkijken, om zich heen kijken

rondkijken, om zich heen kijken

Ex: She looked around the room , her eyes widening in surprise .Ze **keek rond** in de kamer, haar ogen werden groot van verbazing.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to sell out
[werkwoord]

(of an event) to completely sell all available tickets, seats, leaving none remaining for further purchase

uitverkocht zijn, volledig verkopen

uitverkocht zijn, volledig verkopen

Ex: The underground music festival sold out, transforming an abandoned warehouse into a vibrant celebration .Het underground muziekfestival **was uitverkocht** en veranderde een verlaten magazijn in een levendige viering.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to put on
[werkwoord]

to place or wear something on the body, including clothes, accessories, etc.

aantrekken, opzetten

aantrekken, opzetten

Ex: He put on a band-aid to cover the cut.Hij **deed** een pleister op om de snee te bedekken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to pick up
[werkwoord]

to purchase something

kopen, aanschaffen

kopen, aanschaffen

Ex: He picked a new jacket up during the clearance sale.Hij heeft een nieuwe jas **gekocht** tijdens de uitverkoop.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to try on
[werkwoord]

to put on a piece of clothing to see if it fits and how it looks

passen, aanpassen

passen, aanpassen

Ex: They allowed her to try on the wedding dress before making a final decision .Ze lieten haar de trouwjurk **passen** voordat ze een definitieve beslissing namen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to take off
[werkwoord]

to remove a piece of clothing or accessory from your or another's body

uitdoen, afleggen

uitdoen, afleggen

Ex: The doctor asked the patient to take off their shirt for the examination .De dokter vroeg de patiënt om zijn shirt **uit te trekken** voor het onderzoek.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to hang up
[werkwoord]

to place a thing, typically an item of clothing, on a hanger, hook, etc.

ophangen, aan de kapstok hangen

ophangen, aan de kapstok hangen

Ex: He hung up his keys on the wall hook for easy access.Hij **hing** zijn sleutels aan de muurhaak voor gemakkelijke toegang.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
cotton
[zelfstandig naamwoord]

cloth made from the fibers of the cotton plant, naturally soft and comfortable against the skin

katoen

katoen

Ex: I love the versatility of cotton clothing , from casual T-shirts for lounging at home to elegant cotton dresses for special occasions .Ik hou van de veelzijdigheid van **katoenen** kleding, van casual T-shirts om thuis te ontspannen tot elegante **katoenen** jurken voor speciale gelegenheden.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
T-shirt
[zelfstandig naamwoord]

a casual short-sleeved shirt with no collar, usually made of cotton

T-shirt, hemdje

T-shirt, hemdje

Ex: She folded her T-shirt and put it neatly in the drawer .Ze vouwde haar **T-shirt** op en legde het netjes in de la.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
denim
[zelfstandig naamwoord]

strong cotton cloth that is usually blue in color, particularly used in making jeans

denim, spijkerstof

denim, spijkerstof

Ex: Many fashion designers are now experimenting with sustainable denim, focusing on eco-friendly production methods .Veel modeontwerpers experimenteren nu met duurzaam **denim**, met een focus op milieuvriendelijke productiemethoden.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
jean
[zelfstandig naamwoord]

a type of cotton fabric with a rough surface that is commonly used to make clothing such as jeans, jackets, and skirts

denim stof

denim stof

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
fur coat
[zelfstandig naamwoord]

a type of outerwear made from animal pelts, designed for warmth and insulation in cold weather

bontjas, bontmantel

bontjas, bontmantel

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
lace blouse
[zelfstandig naamwoord]

a type of blouse made with delicate lace fabric, often featuring intricate patterns and designs

kanten blouse, blouse van kant

kanten blouse, blouse van kant

Ex: The lace blouse was made of delicate , handmade fabric .Het **kanten blouse** was gemaakt van delicaat, handgemaakt stof.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
leather jacket
[zelfstandig naamwoord]

a short coat that is often made of the skin of an animal and is worn on top of another clothing item

leren jas, leren jack

leren jas, leren jack

Ex: She cleaned her leather jacket with a special conditioner .Ze heeft haar **leren jas** schoongemaakt met een speciale conditioner.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
linen
[zelfstandig naamwoord]

cloth that is made from the fibers of a plant called flax, used to make fine clothes, etc.

linnen, linnen stof

linnen, linnen stof

Ex: The table was elegantly set with a linen tablecloth , adding a touch of sophistication to the dinner party .De tafel was elegant gedekt met een **linnen** tafelkleed, wat een vleugje verfijning toevoegde aan het diner.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
trousers
[zelfstandig naamwoord]

a piece of clothing that covers the body from the waist to the ankles, with a separate part for each leg

broek, broeken

broek, broeken

Ex: He prefers to wear trousers made from breathable fabric during the hot summer months .Hij geeft er de voorkeur aan om in de hete zomermaanden **broeken** van ademende stof te dragen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
nylon stocking
[zelfstandig naamwoord]

a type of long, thin socks made from a synthetic material called nylon

nylonkous, nylon panty

nylonkous, nylon panty

Ex: The nylon stocking was lightweight and comfortable to wear .De **nylonkous** was licht en comfortabel om te dragen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
silk
[zelfstandig naamwoord]

a type of smooth soft fabric made from the threads that silkworms produce

zijde

zijde

Ex: They decided to use silk curtains for the living room to give it a more refined look .Ze besloten **zijden** gordijnen te gebruiken voor de woonkamer om het een meer verfijnde uitstraling te geven.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
scarf
[zelfstandig naamwoord]

a piece of cloth, often worn around the neck or head, which can be shaped in a square, rectangular, or triangular form

sjaal, doek

sjaal, doek

Ex: The scarf she wore had a beautiful pattern that matched her dress .De **sjaal** die ze droeg had een mooi patroon dat bij haar jurk paste.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
velvet
[bijvoeglijk naamwoord]

having a smooth and soft texture, similar to the feel of velvet fabric

fluweelachtig, zacht

fluweelachtig, zacht

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
dress
[zelfstandig naamwoord]

a piece of clothing worn by girls and women that is made in one piece and covers the body down to the legs but has no separate part for each leg

jurk, outfit

jurk, outfit

Ex: She tried on several dresses before finding the perfect one .Ze probeerde verschillende **jurken** aan voordat ze de perfecte vond.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
wool
[zelfstandig naamwoord]

a warm and soft material that comes from the fur of sheep or lamb, which is commonly used to make clothing such as sweaters, coats, and hats

wol, wolvezel

wol, wolvezel

Ex: He preferred wool socks for their comfort and warmth .Hij gaf de voorkeur aan **wollen** sokken vanwege hun comfort en warmte.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
jumper
[zelfstandig naamwoord]

a dress with no sleeves or collar that is worn over other garments

jumper, jurk zonder mouwen

jumper, jurk zonder mouwen

Ex: Her vintage corduroy jumper paired well with her favorite turtleneck sweater .Haar vintage **trui** van corduroy paste goed bij haar favoriete coltrui.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Boek Insight - Pre-intermediate
LanGeek
LanGeek app downloaden