Boek Interchange - Pre-intermediate - Eenheid 1 - Deel 2

Hier vind je de woordenschat van Unit 1 - Deel 2 in het Interchange Pre-Intermediate cursusboek, zoals "semester", "meestal", "voor een tijdje", enz.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

chemistry [zelfstandig naamwoord]

the branch of science that is concerned with studying the structure of substances and the way that they change or combine with each other

scheikunde

Ex: She found the chemistry lesson on chemical reactions absolutely fascinating .

Ze vond de scheikundeles over chemische reacties absoluut fascinerend.

physics [zelfstandig naamwoord]

the scientific study of matter and energy and the relationships between them, including the study of natural forces such as light, heat, and movement

natuurkunde

Ex: She excelled in physics , particularly enjoying the lessons on electromagnetism and thermodynamics .

Ze blonk uit in natuurkunde, met name genietend van de lessen over elektromagnetisme en thermodynamica.

geography [zelfstandig naamwoord]

the scientific study of the physical features of the Earth and its atmosphere, divisions, products, population, etc.

geografie

Ex: He majored in geography to understand more about Earth 's physical features and human impact .

Hij specialiseerde zich in geografie om meer te begrijpen over de fysieke kenmerken van de aarde en de menselijke impact.

biology [zelfstandig naamwoord]

the scientific study of living organisms; the science that studies living organisms

biologie

Ex: She developed a keen interest in biology and decided to pursue a career in medicine .

Ze ontwikkelde een grote interesse in biologie en besloot een carrière in de geneeskunde na te streven.

physical education [zelfstandig naamwoord]

sport, physical exercise, and games that are taught as a subject in schools

lichamelijke opvoeding

Ex: Physical education classes are held twice a week to keep students active and healthy .

Lichamelijke opvoeding lessen worden twee keer per week gehouden om studenten actief en gezond te houden.

semester [zelfstandig naamwoord]

each of the two periods into which a year at schools or universities is divided

semester

Ex: At the end of each semester , students receive a report card with their grades .

Aan het einde van elk semester ontvangen studenten een rapport met hun cijfers.

sure [bijvoeglijk naamwoord]

(of a person) feeling confident about something being correct or true

zeker

Ex: Being sure of his memory , he recited the poem flawlessly in front of the audience .

Zeker van zijn geheugen, droeg hij het gedicht vlekkeloos voor aan het publiek.

hello [tussenwerpsel]

a word we say when we meet someone or answer the phone

hallo

Ex: Hello , I am the new student and my name is Sarah .

Hallo, ik ben de nieuwe student en mijn naam is Sarah.

goodbye [tussenwerpsel]

a word we say when we leave or end a phone call

Tot ziens

Ex: Goodbye , I hope to see you again .

Tot ziens, ik hoop je weer te zien.

good morning [tussenwerpsel]

what we say to greet someone in the morning

Goedemorgen

Ex: Good morning , it 's a beautiful day today !

Goedemorgen, het is een prachtige dag vandaag!

good night [tussenwerpsel]

what we say before going to sleep or leaving at night

Welterusten

Ex: Good night , do n't forget to brush your teeth before bed .

Welterusten, vergeet niet je tanden te poetsen voor het slapengaan.

hey [tussenwerpsel]

used to say hi

Hé

Ex: Hey , how 's it going ?

Hé, hoe gaat het?

hi [tussenwerpsel]

a short way to say hello

Hallo

Ex: Hi , nice to meet you .

Hoi, leuk je te ontmoeten.

later [bijwoord]

at a time following the current or mentioned moment, without specifying exactly when

later

Ex: He asked me to return his call later .

Hij vroeg me om hem later terug te bellen.

tomorrow [zelfstandig naamwoord]

the day that will come after today ends

morgen

Ex: We have an important presentation scheduled for tomorrow .

We hebben een belangrijke presentatie gepland voor morgen.

to talk [werkwoord]

to tell someone about the feelings or ideas that we have

praten

Ex: He talked to his friend about his recent breakup .

Hij sprak met zijn vriend over zijn recente break-up.

unusual [bijvoeglijk naamwoord]

not commonly happening or done

ongewoon

Ex: His quiet behavior at the party was unusual .

Zijn rustige gedrag op het feest was ongebruikelijk.

unique [bijvoeglijk naamwoord]

unlike anything else and distinguished by individuality

uniek

Ex: Each snowflake is unique with its own pattern .

Elke sneeuwvlok is uniek met zijn eigen patroon.

actor [zelfstandig naamwoord]

someone whose job involves performing in movies, plays, or series

acteur

Ex: Acting classes help aspiring actors develop their skills and techniques .

Acteerlessen helpen aspirant-acteurs hun vaardigheden en technieken te ontwikkelen.

actress [zelfstandig naamwoord]

a woman whose job involves performing in movies, plays, or series

actrice

Ex: I saw a famous actress at the shopping mall today .

Ik zag vandaag een beroemde actrice in het winkelcentrum.

for example [Zinsdeel]

used to provide a specific situation or instance that helps to clarify or explain a point being made

Ex: You can use various applications on your phone , for example , social media , email , and navigation .

trendy [bijvoeglijk naamwoord]

influenced by the latest or popular styles

trendy

Ex: The trendy hairstyle she sported quickly became popular among her friends .

Het trendy kapsel dat ze droeg, werd snel populair onder haar vrienden.

for a while [Zinsdeel]

for a period of time, usually suggesting that the duration of the time is temporary or not permanent

Ex: She stayed at the park for a while before heading home .

usually [bijwoord]

in most situations or under normal circumstances

meestal

Ex: She usually takes a walk in the park after dinner .

Ze meestal wandelt in het park na het avondeten.

popular [bijvoeglijk naamwoord]

receiving a lot of love and attention from many people

populair

Ex: Harry Potter books are very popular among teenagers .

De Harry Potter-boeken zijn erg populair onder tieners.

to choose [werkwoord]

to decide what we want to have or what is best for us from a group of options

kiezen

Ex: When you go shopping , remember to choose quality over quantity .

Wanneer je gaat winkelen, onthoud dan om kwaliteit boven kwantiteit te kiezen.

because [Voegwoord]

used for introducing the reason of something

omdat

Ex: He got a promotion because he worked hard .

Hij kreeg een promotie omdat hij hard werkte.

often [bijwoord]

on many occasions

vaak

Ex: He often helps his neighbors with their chores .

Hij helpt vaak zijn buren met hun klusjes.

star [zelfstandig naamwoord]

(astronomy) a shining point found in large numbers in the night sky

ster

Ex: I looked up at the night sky and saw a shooting star.

Ik keek naar de nachtelijke hemel en zag een vallende ster.

moon [zelfstandig naamwoord]

the circular object going around the earth, visible mostly at night

maan

Ex: Can you see the moon peeking out from behind the clouds ?

Kun je de maan zien die achter de wolken vandaan komt?

planet [zelfstandig naamwoord]

a huge round object that moves in an orbit, around the sun, or any other star

planeet

Ex: Jupiter is the largest planet in our solar system .

Jupiter is de grootste planeet in ons zonnestelsel.

space [zelfstandig naamwoord]

any area beyond the Earth's atmosphere

Ex: Astronauts trained for travel in space .

flower [zelfstandig naamwoord]

a part of a plant from which the seed or fruit develops

bloem

Ex: I decided to buy myself a bouquet of flowers to brighten up my home .

Ik besloot een bos bloemen voor mezelf te kopen om mijn huis op te fleuren.

Boek Interchange - Pre-intermediate
Klaslokaal Taal	Eenheid 1 - Deel 1	Eenheid 1 - Deel 2	Eenheid 2 - Deel 1
Eenheid 2 - Deel 2	Eenheid 2 - Deel 3	Eenheid 3 - Deel 1	Eenheid 3 - Deel 2
Eenheid 3 - Deel 3	Eenheid 4 - Deel 1	Eenheid 4 - Deel 2	Eenheid 5
Eenheid 6 - Deel 1	Eenheid 6 - Deel 2	Eenheid 7 - Deel 1	Eenheid 7 - Deel 2
Eenheid 8 - Deel 1	Eenheid 8 - Deel 2	Eenheid 9 - Deel 1	Eenheid 9 - Deel 2
Eenheid 10 - Deel 1	Eenheid 10 - Deel 2	Eenheid 11 - Deel 1	Eenheid 11 - Deel 2
Eenheid 12 - Deel 1	Eenheid 12 - Deel 2	Eenheid 13 - Deel 1	Eenheid 13 - Deel 2
Eenheid 14 - Deel 1	Eenheid 14 - Deel 2	Eenheid 14 - Deel 3	Eenheid 15
Eenheid 16 - Deel 1	Eenheid 16 - Deel 2