Boek Total English - Intermediate - Eenheid 6 - Referentie - Deel 2

Hier vind je de woordenschat van Unit 6 - Referentie - Deel 2 in het Total English Intermediate cursusboek, zoals "schilderachtig", "doorgaan met", "vallei", etc.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

scenic [bijvoeglijk naamwoord]

schilderachtig

Ex: The scenic trail wound through the forest , revealing hidden waterfalls and meadows .

Het schilderachtige pad slingerde door het bos en onthulde verborgen watervallen en weiden.

snow-capped [bijvoeglijk naamwoord]

met sneeuw bedekt

Ex: The snow-capped roofs sparkled under the sun , creating a winter wonderland .

De met sneeuw bedekte daken glinsterden in de zon, wat een winterwonderland creëerde.

tropical [bijvoeglijk naamwoord]

tropisch

Ex: She enjoyed vacationing in tropical destinations with sandy beaches and clear blue waters .

Ze genoot ervan om vakantie te vieren in tropische bestemmingen met zandstranden en helder blauw water.

unspoiled [bijvoeglijk naamwoord]

ongerept

Ex: The old photograph had been kept in a frame and remained unspoiled despite its age .

De oude foto was in een lijst bewaard gebleven en bleef onbeschadigd ondanks zijn leeftijd.

valley [zelfstandig naamwoord]

vallei

Ex: The valley was covered in a blanket of snow in the winter .

De vallei was in de winter bedekt met een deken van sneeuw.

waterfall [zelfstandig naamwoord]

waterval

Ex: She took stunning photos of the waterfall during their mountain trek .

Ze maakte prachtige foto's van de waterval tijdens hun bergwandeling.

bookshop [zelfstandig naamwoord]

boekhandel

Ex: The bookshop also sells a variety of beautiful journals and pens .

De boekwinkel verkoopt ook een verscheidenheid aan mooie dagboeken en pennen.

library [zelfstandig naamwoord]

bibliotheek

Ex: The university library has an extensive collection of academic journals .

De universiteitsbibliotheek heeft een uitgebreide collectie academische tijdschriften.

canal [zelfstandig naamwoord]

kanaal

Ex: The canal was used to irrigate the surrounding farmland .

river [zelfstandig naamwoord]

rivier

Ex: The river flowed gently , reflecting the surrounding trees .

De rivier stroomde zachtjes en weerspiegelde de omringende bomen.

castle [zelfstandig naamwoord]

kasteel

Ex: During the summer vacation , the family visited several castles across Europe , each with its unique history .

Tijdens de zomervakantie bezocht het gezin verschillende kastelen in heel Europa, elk met zijn eigen unieke geschiedenis.

palace [zelfstandig naamwoord]

paleis

Ex: The sultan 's palace was a masterpiece of Islamic architecture , with intricate tilework , soaring minarets , and lush inner courtyards .

Het paleis van de sultan was een meesterwerk van islamitische architectuur, met ingewikkeld tegelwerk, hoge minaretten en weelderige binnenplaatsen.

hostel [zelfstandig naamwoord]

herberg

Ex: The hostel provides free breakfast every morning , allowing visitors to start their day without extra costs .

Het hostel biedt elke ochtend een gratis ontbijt aan, waardoor bezoekers hun dag kunnen beginnen zonder extra kosten.

hotel [zelfstandig naamwoord]

hotel

Ex: I stayed at a luxurious hotel during my vacation .

Ik verbleef in een luxe hotel tijdens mijn vakantie.

museum [zelfstandig naamwoord]

museum

Ex: I visited the museum to learn about ancient civilizations .

Ik heb het museum bezocht om over oude beschavingen te leren.

art gallery [zelfstandig naamwoord]

kunstgalerij

Ex: The art gallery hosts regular events , including workshops and lectures , to engage the community in creative discussions .

De kunstgalerie organiseert regelmatig evenementen, waaronder workshops en lezingen, om de gemeenschap te betrekken bij creatieve discussies.

lake [zelfstandig naamwoord]

meer

Ex: The mountain 's reflection in the lake was stunning .

De weerspiegeling van de berg in het meer was adembenemend.

fountain [zelfstandig naamwoord]

fontein

Ex: The fountain sprayed water high into the air , cooling the area .

De fontein spoot water hoog de lucht in, waardoor het gebied afkoelde.

park [zelfstandig naamwoord]

park

Ex: The children were happily playing in the park .

De kinderen speelden vrolijk in het park.

garden [zelfstandig naamwoord]

tuin

Ex: She enjoys sharing the fruits of her garden with neighbors and friends .

Ze geniet ervan om de vruchten van haar tuin te delen met buren en vrienden.

pub [zelfstandig naamwoord]

bar

Ex: He met his friends at the pub to watch the football game .

Hij ontmoette zijn vrienden in de pub om de voetbalwedstrijd te bekijken.

cafe [zelfstandig naamwoord]

café

Ex: The quaint cafe offered a relaxing ambiance with soft music playing in the background .

Het pittoreske café bood een ontspannen sfeer met zachte muziek op de achtergrond.

market [zelfstandig naamwoord]

markt

Ex: She enjoyed browsing the stalls at the outdoor market , sampling cheeses and pastries .

Ze genoot van het rondkijken bij de kraampjes op de markt in de open lucht, proevend van kazen en gebak.

shop [zelfstandig naamwoord]

winkel

Ex: They decided to open a new shop downtown to attract more customers .

Ze besloten een nieuwe winkel in het centrum te openen om meer klanten te trekken.

to get away with [werkwoord]

ermee wegkomen

Ex:

De oplichter probeerde straffeloos weg te komen door onschuldige mensen te bedriegen, maar gerechtigheid haalde hem in.

to get on [werkwoord]

instappen

Ex: They got on the plane and found their seats .

Ze stapten in het vliegtuig en vonden hun stoelen.

to get back [werkwoord]

terugkeren

Ex:

Hij moest na een korte pauze weer terugkeren naar zijn studies.

to go on with [werkwoord]

doorgaan met

Ex: Despite the interruptions , she decided to go on with her presentation .

Ondanks de onderbrekingen besloot ze door te gaan met haar presentatie.

to [get] married [Zinsdeel]

to legally become someone's wife or husband

Ex: They got married at the city courthouse in a simple and intimate ceremony .

Boek Total English - Intermediate
Eenheid 1 - Les 2	Eenheid 1 - Vocabulaire	Eenheid 1 - Referentie	Eenheid 2 - Les 2
Eenheid 2 - Woordenschat	Eenheid 2 - Referentie - Deel 1	Eenheid 2 - Referentie - Deel 2	Eenheid 3 - Les 2
Eenheid 3 - Les 3	Eenheid 3 - Woordenschat	Eenheid 3 - Referentie - Deel 1	Eenheid 3 - Referentie - Deel 2
Eenheid 4 - Les 1	Eenheid 4 - Les 2	Eenheid 4 - Woordenschat	Eenheid 4 - Referentie - Deel 1
Eenheid 4 - Referentie - Deel 2	Eenheid 5 - Les 1	Eenheid 5 - Les 2	Eenheid 5 - Les 3
Eenheid 5 - Woordenschat	Eenheid 5 - Referentie - Deel 1	Eenheid 5 - Referentie - Deel 2	Eenheid 6 - Les 1
Eenheid 6 - Les 2	Eenheid 6 - Les 3	Eenheid 6 - Woordenschat	Eenheid 6 - Referentie - Deel 1
Eenheid 6 - Referentie - Deel 2	Eenheid 7 - Les 1	Eenheid 7 - Les 2	Eenheid 7 - Les 3
Eenheid 7 - Woordenschat	Eenheid 7 - Referentie	Eenheid 8 - Les 1	Eenheid 8 - Les 2
Eenheid 8 - Les 3	Eenheid 8 - Woordenschat	Eenheid 8 - Referentie	Eenheid 9 - Les 2
Eenheid 9 - Les 3	Eenheid 9 - Woordenschat	Eenheid 9 - Referentie	Eenheid 10 - Woordenschat
Eenheid 10 - Les 2	Eenheid 10 - Referentie