Boek Total English - Intermediate - Eenheid 8 - Les 1

Hier vind je de woordenschat van Unit 8 - Les 1 in het Total English Intermediate cursusboek, zoals "tegen", "constructie", "flatgebouw", etc.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

against [Voorzetsel]

in opposition to someone or something

tegen

Ex: I decided to go against the advice of my friend.

Ik besloot tegen het advies van mijn vriend in te gaan.

law [zelfstandig naamwoord]

a country's rules that all of its citizens are required to obey

wet

Ex: Breaking the law can result in serious consequences .

Het overtreden van de wet kan ernstige gevolgen hebben.

appeal [zelfstandig naamwoord]

a legal procedure in which a higher court is asked to review and overturn a lower court's decision

beroep

Ex: The defendant filed an appeal against the verdict .

De verdachte heeft beroep aangetekend tegen het vonnis.

banned [bijvoeglijk naamwoord]

prohibited or not allowed by law, rule, or authority

verboden

to arrest [werkwoord]

(of law enforcement agencies) to take a person away because they believe that they have done something illegal

arresteren

Ex: The police officer decided to arrest the suspect after gathering sufficient evidence .

De politieagent besloot de verdachte te arresteren na het verzamelen van voldoende bewijs.

to break [werkwoord]

to fail to obey the law

overtreden

Ex: She was caught breaking the contract by sharing confidential information .

Ze werd betrapt op het overtreden van het contract door vertrouwelijke informatie te delen.

to face [werkwoord]

to deal with a given situation, especially an unpleasant one

confronteren

Ex: Employees often face challenges in adapting to new workplace policies .

Werknemers komen vaak voor uitdagingen te staan bij het aanpassen aan nieuw beleid op de werkplek.

fine [zelfstandig naamwoord]

an amount of money that must be paid as a legal punishment

boete

Ex: He had to pay a hefty fine for speeding on the highway .

Hij moest een flinke boete betalen voor te hard rijden op de snelweg.

illegal [bijvoeglijk naamwoord]

forbidden by the law

illegaal

Ex: Selling drugs on the street is illegal and punishable by law .

Drugs verkopen op straat is illegaal en strafbaar volgens de wet.

minor [bijvoeglijk naamwoord]

having little importance, effect, or seriousness

klein

Ex: The issue was minor compared to the other challenges they faced .

Het probleem was klein in vergelijking met de andere uitdagingen waarmee ze werden geconfronteerd.

building [zelfstandig naamwoord]

a structure that has walls, a roof, and sometimes many levels, like an apartment, house, school, etc.

gebouw

Ex: He worked in a modern office building with large windows.

Hij werkte in een modern kantoorgebouw met grote ramen.

construction [zelfstandig naamwoord]

the process of building or creating something, such as structures, machines, or infrastructure

bouw

Ex: The construction of the new hospital is ahead of schedule .

De bouw van het nieuwe ziekenhuis loopt voor op schema.

to drill [werkwoord]

to make a hole or opening in something using a rotating tool

boren

Ex: The carpenter drilled holes in the wooden plank for dowel insertion.

De timmerman boorde gaten in het houten plank voor de penverbinding.

exhaust fumes [zelfstandig naamwoord]

waste gases expelled from an internal-combustion engine, containing pollutants that degrade air quality

uitlaatgassen

Ex: The tunnel filled with exhaust fumes as cars idled during the rush-hour backup .

De tunnel vulde zich met uitlaatgassen terwijl de auto's stationair draaiden tijdens de file in de spits.

heat wave [zelfstandig naamwoord]

a period of hot weather, usually hotter and longer than before

hittegolf

Ex: The city issued a warning for a heat wave , advising residents to stay indoors and stay hydrated .

De stad heeft een waarschuwing uitgegeven voor een hittegolf, waarbij inwoners wordt geadviseerd binnen te blijven en gehydrateerd te blijven.

horn [zelfstandig naamwoord]

a device placed inside of a vehicle that makes an alarming and loud sound, used to give a warning or signal to others

toeter

Ex: He honked the horn to warn the pedestrian crossing the street .

Hij toeterde met de claxon om de voetganger die de straat overstak te waarschuwen.

to honk [werkwoord]

to cause a horn, particularly of a vehicle, to make a loud noise

toeteren

Ex: The taxi driver honked the horn to alert pedestrians of his presence .

De taxichauffeur toeterde om voetgangers te waarschuwen voor zijn aanwezigheid.

road [zelfstandig naamwoord]

a wide path made for cars, buses, etc. to travel along

weg

Ex: They drove down a winding road to reach the countryside .

Ze reden een kronkelende weg af om het platteland te bereiken.

rush hour [zelfstandig naamwoord]

a time of day at which traffic is the heaviest because people are leaving for work or home

spitsuur

Ex: She left the house early to avoid the rush hour traffic on her way to the office .

Ze verliet het huis vroeg om het verkeer in de spits op weg naar kantoor te vermijden.

terribly [bijwoord]

in a very unpleasant, poor, or painful manner

verschrikkelijk

Ex: They beat me terribly in the final match .

Ze hebben me verschrikkelijk geslagen in de finale.

tower block [zelfstandig naamwoord]

a very tall building that is divided into several apartments or offices

woontoren

Ex: People in the tower block have complained about the long wait for elevators .

De bewoners van het flatgebouw hebben geklaagd over het lange wachten op de liften.

traffic jam [zelfstandig naamwoord]

a large number of bikes, cars, buses, etc. that are waiting in lines behind each other which move very slowly

file

Ex: They were late to the meeting due to a traffic jam on the highway .

Ze waren te laat voor de vergadering vanwege een file op de snelweg.

congestion [zelfstandig naamwoord]

a state of being overcrowded or blocked, particularly in a street or road

file

Ex: There was heavy congestion on the highway during rush hour .

Er was zware file op de snelweg tijdens de spits.

pollution [zelfstandig naamwoord]

a change in water, air, etc. that makes it harmful or dangerous

vervuiling

Ex: The pollution in the lake has made the water toxic to fish and plants .

De vervuiling in het meer heeft het water giftig gemaakt voor vissen en planten.

Boek Total English - Intermediate
Eenheid 1 - Les 2	Eenheid 1 - Vocabulaire	Eenheid 1 - Referentie	Eenheid 2 - Les 2
Eenheid 2 - Woordenschat	Eenheid 2 - Referentie - Deel 1	Eenheid 2 - Referentie - Deel 2	Eenheid 3 - Les 2
Eenheid 3 - Les 3	Eenheid 3 - Woordenschat	Eenheid 3 - Referentie - Deel 1	Eenheid 3 - Referentie - Deel 2
Eenheid 4 - Les 1	Eenheid 4 - Les 2	Eenheid 4 - Woordenschat	Eenheid 4 - Referentie - Deel 1
Eenheid 4 - Referentie - Deel 2	Eenheid 5 - Les 1	Eenheid 5 - Les 2	Eenheid 5 - Les 3
Eenheid 5 - Woordenschat	Eenheid 5 - Referentie - Deel 1	Eenheid 5 - Referentie - Deel 2	Eenheid 6 - Les 1
Eenheid 6 - Les 2	Eenheid 6 - Les 3	Eenheid 6 - Woordenschat	Eenheid 6 - Referentie - Deel 1
Eenheid 6 - Referentie - Deel 2	Eenheid 7 - Les 1	Eenheid 7 - Les 2	Eenheid 7 - Les 3
Eenheid 7 - Woordenschat	Eenheid 7 - Referentie	Eenheid 8 - Les 1	Eenheid 8 - Les 2
Eenheid 8 - Les 3	Eenheid 8 - Woordenschat	Eenheid 8 - Referentie	Eenheid 9 - Les 2
Eenheid 9 - Les 3	Eenheid 9 - Woordenschat	Eenheid 9 - Referentie	Eenheid 10 - Woordenschat
Eenheid 10 - Les 2	Eenheid 10 - Referentie