gelukkig,blij
De leerlingen waren blij een vrije dag van school te hebben.
Deze bijvoeglijke naamwoorden weerspiegelen het scala aan positieve emotionele toestanden die bijdragen aan geluk en welzijn, zoals "blij", "vrolijk", "tevreden", enz.
Herzien
Flashcards
Spelling
Quiz
gelukkig,blij
De leerlingen waren blij een vrije dag van school te hebben.
blij
Ik ben blij dat het weer is opgeklaard voor ons evenement in de buitenlucht.
vrolijk
Emily's vrolijke lach was aanstekelijk en vulde de lucht met vreugde en warmte tijdens de familiebijeenkomst.
blij
Het blije feest duurde tot diep in de nacht, gevuld met dansen en gelach.
trots
Ze voelde zich trots dat haar kunstwerk in de galerie werd tentoongesteld.
tevreden
Hij voelde zich tevreden met zijn prestatie op het examen na ijverig te hebben gestudeerd.
euforisch
Toen ze haar pasgeboren baby voor het eerst vasthield, ervoer ze een golf van euforische liefde en dankbaarheid.
opgetogen
Het winnen van de wedstrijd liet haar opgetogen en dankbaar achter.
zalig
De zalige melodie van het lied transporteerde luisteraars naar een wereld van rust en geluk.
overgelukkig
De kinderen waren overgelukkig toen ze hoorden dat ze naar Disneyland gingen.
joviaal
Zelfs in stressvolle situaties hielp haar joviale houding om de spanning te verlichten en samenwerking te bevorderen.
vrolijk
Hij kon niet anders dan zich vrolijk en tevreden te voelen terwijl hij bij de openhaard zat, warme chocolademelk drinkend met zijn geliefden.
blij
Het team barstte in blije viering uit na het winnen van het kampioenschap.
jubelend
Na het ontvangen van de beurs was Maria jubelend, haar vreugde uitend met knuffels en dankbare glimlachen.
extatisch
De kinderen waren extatisch toen ze hoorden dat ze naar Disneyland gingen.
vrolijk
Ze droeg een vrolijke uitdrukking terwijl ze goed nieuws deelde met haar vrienden.