auto
Ze vergat haar auto op slot te doen voordat ze de winkel binnen ging.
Hier leer je enkele basis Engelse woorden over vervoer, zoals "auto", "bus" en "trein", voorbereid voor A1-leerders.
Herzien
Flashcards
Spelling
Quiz
auto
Ze vergat haar auto op slot te doen voordat ze de winkel binnen ging.
motorfiets
Hij spaart om een nieuwe motorfiets met betere prestaties te kopen.
bus
De buschauffeur begroette ons met een glimlach toen we instapten.
vrachtwagen
De motor van de vrachtwagen brulde terwijl hij de steile heuvel beklom.
trein
Hij geeft er de voorkeur aan om met de trein te reizen omdat het meer ontspannend is dan autorijden.
taxi
Ik heb mijn telefoon in de taxi laten liggen en moest het bedrijf bellen om hem terug te krijgen.
metro
De metro-kaart hielp me om tussen de verschillende lijnen te navigeren.
vliegtuig
Ik zal in een vliegtuig vliegen om mijn familie te bezoeken.
helikopter
De helikopter vervoerde de gewonde persoon naar het ziekenhuis.
schip
Het schip voer over de oceaan en vervoerde lading van het ene land naar het andere.
boot
De boot dreef langzaam langs de rivier, gedragen door de zachte stroming.
kaartje
De stewardess scannde mijn elektronische ticket voordat ik het vliegtuig instapte.
busje
Ze heeft de oude bestelwagen omgebouwd tot een gezellige camper voor haar cross-country roadtrip.
station
Het metrostation is ondergronds en heeft meerdere ingangen.
luchthaven
We moesten onze paspoorten en instapkaarten laten zien bij de immigratiecontrole op de luchthaven.
treinstation
Ik nam een taxi van mijn huis naar het treinstation.