Phrasal Verbs met 'On' & 'Upon' - Een actie uitvoeren (op)

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

to count upon [werkwoord]

rekenen op

Ex: Parents often count upon their responsible teenagers to complete chores without constant reminders .

Ouders rekenen vaak op hun verantwoordelijke tieners om klusjes te voltooien zonder constante herinneringen.

to hang upon [werkwoord]

afhangen van

Ex: The project 's completion hangs upon the timely delivery of essential materials .

De voltooiing van het project hangt af van de tijdige levering van essentiële materialen.

to touch upon [werkwoord]

aanstippen

Ex:

Laten we ingaan op het probleem van de uitdagingen waarmee kleine bedrijven in de huidige markt worden geconfronteerd.

to decide upon [werkwoord]

beslissen over

Ex: In the meeting , the team had to decide upon the most suitable candidate for the leadership role .

Tijdens de vergadering moest het team beslissen over de meest geschikte kandidaat voor de leiderschapsrol.

to play upon [werkwoord]

misbruik maken van

Ex: The magician played upon the crowd 's curiosity to hold their attention .

De goochelaar speelde in op de nieuwsgierigheid van de menigte om hun aandacht vast te houden.

to work upon [werkwoord]

werken aan

Ex:

Ze werkte aan het maken van een jurk op de naaimachine.

to come upon [werkwoord]

toevallig tegenkomen

Ex: As they strolled through the bustling market , they came upon a street musician playing a beautiful melody .

Terwijl ze door de drukke markt liepen, kwamen ze een straatmuzikant tegen die een prachtige melodie speelde.

to fall upon [werkwoord]

stuiten op

Ex: The news of the unexpected opportunity fell upon them like a pleasant surprise .

Het nieuws van de onverwachte kans viel hen ten deel als een aangename verrassing.

to hit upon [werkwoord]

stuiten op

Ex: During the meeting , our colleague hit upon a groundbreaking solution that resolved the issue .

Tijdens de vergadering kwam onze collega op een baanbrekende oplossing die het probleem oploste.

Phrasal Verbs met 'On' & 'Upon'
Starten, Doorgaan of Naderen (Aan)	Communiceren of bespreken (aan)	Afhankelijk, Vertrouwend of Aanmoedigend (Op)	Streven, Risico's nemen of Onthullen (Aan)
Bedriegen, schaden of slecht behandelen (Aan)	Begrijpen of Overwegen (Over)	Dragen, Gebruiken of Consumeren (Aan)	Akkoord gaan, Accepteren of Verstrekken (op)
Anderen (Aan)	Een actie uitvoeren (op)