pattern

Sport - Skiing

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
Words Related to Sports
freestyle skiing
[zelfstandig naamwoord]

a discipline where skiers perform tricks, jumps, and maneuvers on various terrain, emphasizing creativity and style

freestyleskiën, acrobatisch skiën

freestyleskiën, acrobatisch skiën

Ex: The freestyle skiing event drew a large crowd .Het **freestyle skiën** evenement trok een grote menigte.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
ski jumping
[zelfstandig naamwoord]

a type of skiing where skiers slide down a specially built slope and jump into the air to see who can go the farthest

schansspringen, ski springen

schansspringen, ski springen

Ex: She set a new personal record for distance in ski jumping.Ze heeft een nieuw persoonlijk record voor afstand gevestigd in **schansspringen**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
cross-country skiing
[zelfstandig naamwoord]

a form of skiing where skiers travel across snow-covered terrain using skis, poles, and physical endurance

langlaufen, Noords skiën

langlaufen, Noords skiën

Ex: Cross-country skiing is a popular winter sport that promotes physical fitness and outdoor enjoyment .**Langlaufen** is een populaire wintersport die fysieke fitheid en buitenplezier bevordert.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Telemark skiing
[zelfstandig naamwoord]

a skiing technique where the skier's heel is free, allowing for a deep-knee bend and a turn

telemarken, telemark

telemarken, telemark

Ex: Telemark skiing requires strong leg muscles.**Telemark skiën** vereist sterke beenspieren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
heliskiing
[zelfstandig naamwoord]

the act of skiing in remote places reached by helicopter, not ski lifts

heliskiën, skiën met helikopter

heliskiën, skiën met helikopter

Ex: He captured stunning footage while heliskiing in Alaska.Hij maakte adembenemende beelden tijdens het **heliskiën** in Alaska.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
skibobbing
[zelfstandig naamwoord]

a winter sport or activity in which one rides a vehicle resembling a bicycle downhill on skis

de skibob, de fiets-ski

de skibob, de fiets-ski

Ex: Skibobbing races attract participants from around the world .**Skibobbing**-races trekken deelnemers van over de hele wereld aan.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Nordic skiing
[zelfstandig naamwoord]

a type of skiing across snowy landscape that involes long, narrow skis and poles

langlaufen, noordse ski

langlaufen, noordse ski

Ex: Nordic skiing is popular in areas with snowy winters.**Langlaufen** is populair in gebieden met besneeuwde winters.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
extreme skiing
[zelfstandig naamwoord]

a type of ski performed in challenging and often unconventional terrain, such as steep slopes, cliffs, or deep powder snow

extreem skiën, skiën op steile hellingen

extreem skiën, skiën op steile hellingen

Ex: Extreme skiing can be risky , so safety precautions are essential .**Extreem skiën** kan riskant zijn, dus veiligheidsmaatregelen zijn essentieel.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
backcountry skiing
[zelfstandig naamwoord]

a form of skiing performed in remote, unmarked, and typically undeveloped terrain, often accessed by hiking or helicopter

backcountry skiën, toerskiën

backcountry skiën, toerskiën

Ex: They plan to explore new routes for backcountry skiing.Ze zijn van plan nieuwe routes te verkennen voor **backcountry skiën**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
parallel skiing
[zelfstandig naamwoord]

a technique where both skis stay parallel to each other throughout the descent

parallel skiën, parallelle afdaling

parallel skiën, parallelle afdaling

Ex: He switched from snowplow to parallel skiing technique .Hij schakelde over van de sneeuwploegtechniek naar de **parallelski-techniek**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
snowplow
[zelfstandig naamwoord]

a technique where skis are turned inward to create a wedge shape, slowing down or stopping the descent

sneeuwploeg, V-vormige rem

sneeuwploeg, V-vormige rem

Ex: Beginners often use the snowplow to control their speed .Beginners gebruiken vaak de **ploeg** om hun snelheid te controleren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
para cross-country skiing
[zelfstandig naamwoord]

a form of cross-country skiing adapted for athletes with physical disabilities, using specialized equipment and techniques

paralanglaufen, een vorm van langlaufen aangepast voor atleten met een lichamelijke beperking

paralanglaufen, een vorm van langlaufen aangepast voor atleten met een lichamelijke beperking

Ex: Para cross-country skiing requires both strength and endurance .**Para langlaufen** vereist zowel kracht als uithoudingsvermogen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
para alpine skiing
[zelfstandig naamwoord]

the sport of downhill skiing for athletes with physical disabilities

para-alpineskiën, paralympisch alpineskiën

para-alpineskiën, paralympisch alpineskiën

Ex: The para alpine skiing event is scheduled for next weekend .Het **para-alpineskien** evenement staat gepland voor volgende weekend.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
para Nordic skiing
[zelfstandig naamwoord]

the cross-country skiing and biathlon events designed for athletes with physical disabilities

paranordisch skiën, paralympisch langlaufen

paranordisch skiën, paralympisch langlaufen

Ex: Para Nordic skiing requires strength, endurance, and technique.**Para-Nordisch skiën** vereist kracht, uithoudingsvermogen en techniek.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
parallel turn
[zelfstandig naamwoord]

a technique in skiing where both skis turn together, maintaining a parallel position throughout the turn

parallelbocht, parallelle draai

parallelbocht, parallelle draai

Ex: Advanced skiers effortlessly link parallel turns on challenging runs .Gevorderde skiërs verbinden moeiteloos **parallelle bochten** op uitdagende afdalingen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
jump turn
[zelfstandig naamwoord]

a technique in skiing where a skier quickly changes direction mid-air during a jump

sprongdraai, luchtdraai

sprongdraai, luchtdraai

Ex: They learned how to initiate a jump turn from different positions .Ze leerden hoe ze een **sprongdraai** vanuit verschillende posities kunnen initiëren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
stem turn
[zelfstandig naamwoord]

a basic skiing technique where a skier turns by pushing their heels out and their toes in

stemboog, basisdraai

stemboog, basisdraai

Ex: His instructor taught him how to execute a proper stem turn on gentle slopes .Zijn instructeur leerde hem hoe hij een goede **stemboog** moet uitvoeren op zachte hellingen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
pole plant
[zelfstandig naamwoord]

the action of planting a ski pole into the snow to aid in turning and balance

stokplanting, stokplaatsing

stokplanting, stokplaatsing

Ex: She relied on her pole plant to navigate the slope .Ze vertrouwde op haar **poolplant** om de helling te navigeren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to pitch
[werkwoord]

to tilt or slope in a particular direction

hellen, kantelen

hellen, kantelen

Ex: The bicycle path pitched gently upward, making it an easy ride for cyclists.Het fietspad **helde** zachtjes omhoog, wat het een gemakkelijke rit voor fietsers maakte.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Sport
LanGeek
LanGeek app downloaden