Phrasal Verbs met 'Down' & 'Away' - Consumeren, aanbieden of beveiligen (omlaag)
Herzien
Flashcards
Spelling
Quiz
to securely fasten something in place

vastmaken, vastbinden
to eat something quickly and with enthusiasm

schranzen, gappen
to give something valuable, like family traditions, skills, or items, from one generation to the next

doorgeven, overdragen
to secure something in place by using nails

vastspijkeren, vast nagelen
to transfer something to the next generation or another person

doorgeven, overdragen
to secure something in place using pins or similar objects

vasthouden, vastzetten
to drink something completely and quickly

in één teug opdrinken, snel drinken
to drink a beverage after a meal to help swallow and digest the food

doorslikken, wegspoelen
to eat something quickly and greedily, often without pausing

wolf peren, snel naar binnen werken
to quickly deliver something to a specific person or place, especially with great urgency

afgeven bij, sneldeliveren naar
Phrasal Verbs met 'Down' & 'Away' | |||
---|---|---|---|
Afnemend, verliezend of verzwakkend (omlaag) | Schade, dood of druk veroorzaken (omlaag) | Stoppen, onderdrukken of stilleggen (omlaag) | Positie veranderen (omlaag) |
Opnemen of tot stand brengen (omlaag) | Consumeren, aanbieden of beveiligen (omlaag) | Anderen (omlaag) | Verhuizen, weggaan of ontsnappen (weg) |
Scheiden of verwijderen (Afwezig) | Anderen (Afwezig) |
