vastmaken
Zorg ervoor dat je je helm vastmaakt voordat je op de fiets stapt.
Herzien
Flashcards
Spelling
Quiz
vastmaken
Zorg ervoor dat je je helm vastmaakt voordat je op de fiets stapt.
schrokken
Gisteren verslond ze een hele bord spaghetti.
doorgeven
Het leren jack dat hij draagt, is hem overgedragen door zijn neef, die vroeger een motorrijder was.
vastspijkeren
De bouwploeg is momenteel de plinten in het nieuwe huis vast te spijkeren.
doorgeven
De oprichter van het bedrijf gaf zijn ethos en waarden door aan al zijn opvolgers.
vastpinnen
Voor het toneelstuk hebben ze het decor vastgezet om ervoor te zorgen dat het rechtop bleef.
in één teug leegdrinken
Ze dronken de feestelijke champagne meteen nadat de toast was gedaan.
wegspoelen
Het is essentieel om de rijke chocoladetaart weg te spoelen met een kopje koffie.
verslinden
De kinderen schrokken hun avondeten naar binnen zodat ze buiten konden gaan spelen.
snel afleveren
De koerier zal het pakketje snel naar uw appartement brengen later vanmiddag.