uitdrukken
Gisteravond uitten ze hun vreugde met gejuich en applaus.
Hier vind je de woordenschat uit Unit 4 - Les 3 in het Summit 2A tekstboek, zoals "door het lint gaan", "stoom afblazen", "schouders ophalen", etc.
Herzien
Flashcards
Spelling
Quiz
uitdrukken
Gisteravond uitten ze hun vreugde met gejuich en applaus.
controleren
Als ouder is het belangrijk om het gedrag van uw kind te begeleiden en te controleren.
woede
De woede van de leraar was duidelijk toen ze hoorde over het wangedrag van de studenten.
to suddenly become uncontrollably angry
to suddenly and uncontrollably express strong emotions, often in a negative way
to become extremely angry with someone or something
to suddenly become extremely angry
to fail to control one's anger
onderdrukken
Hij had moeite om zijn woede in te houden toen hij werd geconfronteerd met oneerlijke kritiek.
kalmeren
Hij kon niet kalmeren tot hij het goede nieuws hoorde.
ontspannen
Het duurde even, maar ze leerde loslaten en stopte met alles te overdenken.
negeren
De atleet besloot de negatieve opmerkingen te negeren en gefocust te blijven op de training.
to get rid of one's strong feelings, particularly by talking in an angry way
uiten
Na een uitdagende dag vond ze een vriend om haar frustraties bij te uiten.