pattern

Boek Insight - Gevorderd - Eenheid 3 - 3C

Hier vind je de woordenschat van Unit 3 - 3C in het Insight Advanced cursusboek, zoals "manipuleren", "overtreffen", "inflatie", etc.

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
Insight - Advanced
to boost
[werkwoord]

to increase or enhance the amount, level, or intensity of something

verhogen, versterken

verhogen, versterken

Ex: She boosts her productivity by organizing her tasks efficiently .Ze **verhoogt** haar productiviteit door haar taken efficiënt te organiseren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to set up
[werkwoord]

to establish a fresh entity, such as a company, system, or organization

oprichten, vestigen

oprichten, vestigen

Ex: After months of planning and coordination , the entrepreneurs finally set up their own software development company in the heart of the city .Na maanden van planning en coördinatie hebben de ondernemers eindelijk hun eigen softwareontwikkelingsbedrijf in het hart van de stad **opgericht**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to manipulate
[werkwoord]

to control or influence someone cleverly for personal gain or advantage

manipuleren, beïnvloeden

manipuleren, beïnvloeden

Ex: The cult leader manipulated his followers into believing he had divine powers and could lead them to enlightenment .De sekteleider **manipuleerde** zijn volgelingen om te geloven dat hij goddelijke krachten had en hen naar verlichting kon leiden.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to gain
[werkwoord]

to obtain something through one's own actions or hard work

verwerven, verkrijgen

verwerven, verkrijgen

Ex: He gained a reputation as a reliable leader by effectively managing his team through challenging projects .Hij **verwierf** een reputatie als betrouwbare leider door zijn team effectief te begeleiden door uitdagende projecten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to outstrip
[werkwoord]

to posses or reach a higher level of skill, success, value, or quantity than another person or thing

overtreffen, voorbijstreven

overtreffen, voorbijstreven

Ex: As technology advances , the capabilities of new smartphones continually outstrip those of their predecessors .Naarmate de technologie vordert, overtreffen de mogelijkheden van nieuwe smartphones voortdurend die van hun voorgangers.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to launch
[werkwoord]

to start an organized activity or operation

lanceren, starten

lanceren, starten

Ex: He has launched several successful businesses in the past .Hij heeft in het verleden verschillende succesvolle bedrijven **gelanceerd**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to conduct
[werkwoord]

to direct or participate in the management, organization, or execution of something

leiden, uitvoeren

leiden, uitvoeren

Ex: The CEO will personally conduct negotiations with potential business partners .De CEO zal persoonlijk de onderhandelingen **voeren** met potentiële zakelijke partners.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
investigation
[zelfstandig naamwoord]

an attempt to gather the facts of a matter such as a crime, incident, etc. to find out the truth

onderzoek,  onderzoek

onderzoek, onderzoek

Ex: Law enforcement officials are carrying out an investigation to uncover the truth behind the incident .Handhavingsfunctionarissen voeren een **onderzoek** uit om de waarheid achter het incident te achterhalen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
profit
[zelfstandig naamwoord]

the sum of money that is gained after all expenses and taxes are paid

winst,  profijt

winst, profijt

Ex: Without careful budgeting , it ’s difficult to achieve consistent profit.Zonder zorgvuldige budgeting is het moeilijk om consistente **winst** te behalen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
loss
[zelfstandig naamwoord]

the state or process of losing a person or thing

verlies, verlies

verlies, verlies

Ex: Loss of biodiversity in the region has had detrimental effects on the ecosystem .Het **verlies** van biodiversiteit in de regio heeft schadelijke effecten gehad op het ecosysteem.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
productivity
[zelfstandig naamwoord]

(economics) the measure of how much is produced per input or time, reflecting efficiency in creating goods or services

productiviteit

productiviteit

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to rival
[werkwoord]

to be equal to or compete closely with someone or something in terms of skill, ability, or performance

wedijveren, concurreren

wedijveren, concurreren

Ex: Her cooking skills rival those of professional chefs .Haar kookvaardigheden **concurreren** met die van professionele chefs.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
inflation
[zelfstandig naamwoord]

the ongoing increase in the general price level of goods and services in an economy over a period of time

inflatie, prijsstijging

inflatie, prijsstijging

Ex: Wages failed to keep up with inflation, affecting many households .De lonen konden de **inflatie** niet bijhouden, wat veel huishoudens trof.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
retail
[zelfstandig naamwoord]

the activity of selling goods or products directly to consumers, typically in small quantities

detailhandel, retail

detailhandel, retail

Ex: Many businesses rely on retail sales during the holiday season.Veel bedrijven vertrouwen op **detailhandels**verkopen tijdens het vakantieseizoen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
merchandise
[zelfstandig naamwoord]

goods offered for sale or the ones bought or sold

goederen, producten

goederen, producten

Ex: She browsed through the merchandise at the souvenir shop , looking for gifts to bring back home .Ze bladerde door de **merchandise** in de souvenirwinkel, op zoek naar cadeaus om mee naar huis te nemen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
line
[zelfstandig naamwoord]

an arrangement of workers and equipment in a factory, where products are assembled sequentially as they move along a conveyor belt

productielijn, assemblagelijn

productielijn, assemblagelijn

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
loss leader
[zelfstandig naamwoord]

a product sold at a low price to attract customers and encourage sales of other profitable items.

verliesleider, lokproduct

verliesleider, lokproduct

Ex: Gaming consoles are often sold as loss leaders, with profits coming from accessories and games .Spelconsoles worden vaak verkocht als **verliesleiders**, met winsten afkomstig van accessoires en spellen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
outlet
[zelfstandig naamwoord]

a store or organization where the products of a particular company are sold at a lower price

fabriekswinkel, outlet

fabriekswinkel, outlet

Ex: The online outlet website offers a wide selection of discounted items from popular brands .De online **outlet**-website biedt een ruime keuze aan afgeprijsde artikelen van populaire merken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
second
[zelfstandig naamwoord]

merchandise sold at a reduced price due to minor flaws, used in plural form

tweede keus,  artikelen met kleine gebreken

tweede keus, artikelen met kleine gebreken

Ex: The label says they 're seconds, but I ca n't see what 's wrong .Het label zegt dat het **tweede keus** is, maar ik kan niet zien wat er mis is.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
pop-up
[zelfstandig naamwoord]

a window that appears suddenly on top of the current screen, often used to display advertising or notifications

pop-upvenster, opduikend venster

pop-upvenster, opduikend venster

Ex: The pop-up message provided information about the latest software update .Het **pop-up**bericht gaf informatie over de nieuwste software-update.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
supplier
[zelfstandig naamwoord]

a person or company that provides goods or services to another business or individual

leverancier, aanbieder

leverancier, aanbieder

Ex: The construction firm negotiated a deal with a steel supplier.Het bouwbedrijf onderhandelde over een deal met een staal**leverancier**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Boek Insight - Gevorderd
LanGeek
LanGeek app downloaden