Boek Interchange - Intermediate - Eenheid 9 - Deel 2

Hier vindt u de woordenschat uit Unit 9 - Deel 2 in het Interchange Intermediate cursusboek, zoals "gevolg", "elektrisch", "ten minste", enz.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

to exist [werkwoord]

to have actual presence or reality, even if no one is thinking about it or noticing it

bestaan

Ex: Many believe that extraterrestrial life might exist somewhere in the universe .

Velen geloven dat buitenaards leven ergens in het universum zou kunnen bestaan.

pay [zelfstandig naamwoord]

the money that is paid to someone for doing their job

loon

Ex: After the promotion , he saw a significant increase in his pay .

Na de promotie zag hij een significante stijging in zijn loon.

loan [zelfstandig naamwoord]

a sum of money that is borrowed from a bank which should be returned with a certain rate of interest

lening

Ex: She took out a loan to buy her first home , which she plans to repay over 30 years .

Ze nam een lening om haar eerste huis te kopen, die ze in 30 jaar wil terugbetalen.

able [bijvoeglijk naamwoord]

having the necessary skill, power, resources, etc. for doing something

in staat

Ex: She is able to speak five languages fluently .

Ze is in staat om vijf talen vloeiend te spreken.

tax [zelfstandig naamwoord]

a sum of money that has to be paid, based on one's income, to the government so it can provide people with different kinds of public services

belasting

Ex: April 15th is the deadline for filing income tax returns in the United States.

15 april is de deadline voor het indienen van inkomstenbelastingaangiften in de Verenigde Staten.

to worry [werkwoord]

to feel upset and nervous because we think about bad things that might happen to us or our problems

zorgen maken

Ex: She tends to worry about upcoming exams .

Ze heeft de neiging om zich zorgen te maken over aankomende examens.

possible [bijvoeglijk naamwoord]

able to exist, happen, or be done

mogelijk

Ex: Even when it seems unlikely , making new friends in a new city is possible .

Zelfs wanneer het onwaarschijnlijk lijkt, is het mogelijk om nieuwe vrienden te maken in een nieuwe stad.

situation [zelfstandig naamwoord]

the way things are or have been at a certain time or place

situatie

Ex: The current economic situation is causing concern among investors and policymakers alike .

De huidige economische situatie veroorzaakt bezorgdheid zowel onder investeerders als beleidsmakers.

consequence [zelfstandig naamwoord]

a phenomenon or event that follows from and is caused by a previous action or occurrence

Ex: She learned that skipping classes had serious consequences on her grades .

may [werkwoord]

used to show the possibility of something happening or being the case

kunnen

Ex: It may rain later this afternoon , so do n't forget your umbrella .

Het kan later vanmiddag regenen, dus vergeet je paraplu niet.

collocation [zelfstandig naamwoord]

a particular combination of words that are used together very often

collocatie

Ex: In language learning , understanding collocations helps in using words in their most natural and common combinations .

Bij het leren van een taal helpt het begrijpen van collocaties bij het gebruik van woorden in hun meest natuurlijke en gebruikelijke combinaties.

to earn [werkwoord]

to receive something one deserves as a result of something one has done or the qualities one possesses

verdienen

Ex: By consistently delivering outstanding performance , she earned a promotion at work .

Door consequent uitstekende prestaties te leveren, verdiende ze een promotie op het werk.

degree [zelfstandig naamwoord]

the certificate that is given to university or college students upon successful completion of their course

diploma

Ex: After years of hard work and dedication , she finally received her bachelor 's degree in biology .

Na jaren van hard werken en toewijding ontving ze eindelijk haar diploma in de biologie.

living [zelfstandig naamwoord]

the particular way someone lives

levensstijl

Ex: The benefits of country living.

De voordelen van het leven op het platteland.

to join [werkwoord]

to become a member of a group, club, organization, etc.

lid worden

Ex: After moving to a new city , he joined a local sports club .

Na verhuizing naar een nieuwe stad sloot hij zich aan bij een lokale sportclub.

club [zelfstandig naamwoord]

a group of sports players, their manager, and staff such as a soccer or baseball club

club

Ex: The soccer club celebrated their championship win with a parade .

De voetbalclub vierde hun kampioenschapsoverwinning met een optocht.

gym [zelfstandig naamwoord]

a place with special equipment that people go to exercise or play sports

sportschool

Ex: He goes to the gym five times a week .

Hij gaat vijf keer per week naar de sportschool.

group [zelfstandig naamwoord]

a number of things or people that have some sort of connection or are at a place together

groep

Ex: A group of children were playing in the park .

Een groep kinderen speelde in het park.

to spend [werkwoord]

to use energy, effort, etc., particularly until no more remains

uitgeven

Ex: The storm spent its fury before reaching the coastal areas .

De storm gebruikte zijn woede voordat hij de kustgebieden bereikte.

energy [zelfstandig naamwoord]

the physical and mental strength required for activity, work, etc.

energie

Ex: After studying all night , he had no energy left for the exam .

Na de hele nacht te hebben gestudeerd, had hij geen energie meer over voor het examen.

to get [werkwoord]

to obtain something through chance, effort, or other means

krijgen

Ex: Despite her qualifications , she has n't been able to get a job in her field .

Ondanks haar kwalificaties is het haar niet gelukt een baan in haar vakgebied te krijgen.

to [get] (into|in|to) shape [Zinsdeel]

to improve one's physical fitness and health through exercise and healthy lifestyle choices

Ex: He started running daily to get into shape .

college [zelfstandig naamwoord]

an institution that offers higher education or specialized trainings for different professions

universiteit

Ex: I am excited to start college and pursue my degree .

Ik ben enthousiast om de universiteit te beginnen en mijn diploma te behalen.

experience [zelfstandig naamwoord]

the skill and knowledge we gain from doing, feeling, or seeing things

ervaring

Ex: Her years of experience as a chef have made her an expert in the kitchen .

Haar jarenlange ervaring als chef-kok heeft haar een expert in de keuken gemaakt.

jealous [bijvoeglijk naamwoord]

feeling angry and unhappy because someone else has what we want

jaloers

Ex: Do n't be jealous of his success , you can achieve great things too .

Wees niet jaloers op zijn succes, jij kunt ook geweldige dingen bereiken.

to feel [werkwoord]

to experience a particular emotion

voelen

Ex: After watching the emotional movie, he felt sad for hours.

Na het kijken van de emotionele film, voelde hij zich urenlang verdrietig.

tired [bijvoeglijk naamwoord]

needing to sleep or rest because of not having any more energy

moe

Ex: After a long day at work , he felt extremely tired .

Na een lange dag op het werk voelde hij zich extreem moe.

stressed [bijvoeglijk naamwoord]

feeling so anxious that makes one unable to relax

gestrest

Ex: She felt so stressed about the upcoming exams that she could n't sleep .

Ze voelde zich zo gestrest over de aanstaande examens dat ze niet kon slapen.

to [fall] in love [Zinsdeel]

to start loving someone deeply

Ex: They met at a coffee shop and quickly fell in love .

to fight [werkwoord]

to take part in a violent physical action against someone

vechten

Ex: The soldiers bravely fought on the front lines during the war .

De soldaten hebben dapper aan het front gevochten tijdens de oorlog.

village [zelfstandig naamwoord]

a very small town located in the countryside

dorp

Ex: The quaint village nestled amidst rolling hills attracted tourists seeking a peaceful retreat .

Het pittoreske dorpje, genesteld tussen glooiende heuvels, trok toeristen aan die op zoek waren naar een vredige retreat.

opportunity [zelfstandig naamwoord]

a situation or a chance where doing or achieving something particular becomes possible or easier

kans

Ex: Moving to the city presented her with the opportunity to pursue her dream career in fashion .

empty [bijvoeglijk naamwoord]

with no one or nothing inside

leeg

Ex: The empty room echoed with every step , its walls bare and devoid of furniture .

De lege kamer echode met elke stap, de muren kaal en zonder meubels.

mayor [zelfstandig naamwoord]

someone who is elected to be the head of a town or city

burgemeester

Ex: The mayor announced new plans for public transportation .

to wonder [werkwoord]

to want to know about something particular

zich afvragen

Ex: I often wonder what life would be like in a different time period .

Ik vraag me vaak af hoe het leven in een andere tijdsperiode zou zijn.

brilliant [bijvoeglijk naamwoord]

extremely clever, talented, or impressive

briljant

Ex: He 's a brilliant coach who always gets the best out of his team .

Hij is een briljante coach die altijd het beste uit zijn team haalt.

advertisement [zelfstandig naamwoord]

any movie, picture, note, etc. designed to promote products or services to the public

advertentie

Ex: I saw an interesting advertisement about a new Italian restaurant in town .

Ik zag een interessante advertentie over een nieuw Italiaans restaurant in de stad.

to offer [werkwoord]

to present or propose something to someone

aanbieden

Ex: She kindly offered her assistance to anyone in need .

Ze bood vriendelijk haar hulp aan aan iedereen die dat nodig had.

at least [bijwoord]

in a manner that conveys the minimum amount or number needed

tenminste

Ex: You must have at least $ 50 to open a bank account .

U moet minstens $50 hebben om een bankrekening te openen.

to accept [werkwoord]

to say yes to what is asked of you or offered to you

accepteren

Ex: He accepted the responsibility of caring for the dog .

to shout [werkwoord]

to speak loudly, often associated with expressing anger or when you cannot hear what the other person is saying

schreeuwen

Ex: Frustrated with the distant conversation , she had to shout to make herself heard across the crowded room .

Gefrustreerd door het verre gesprek, moest ze schreeuwen om zich verstaanbaar te maken over de drukke kamer.

factory [zelfstandig naamwoord]

a building or set of buildings in which products are made, particularly using machines

fabriek

Ex: The automobile factory produces thousands of cars each month.

De autofabriek produceert elke maand duizenden auto's.

to repair [werkwoord]

to fix something that is damaged, broken, or not working properly

repareren

Ex: Can you help me repair this torn book page with tape ?

Kun je me helpen deze gescheurde boekpagina met tape te repareren?

electrical [bijvoeglijk naamwoord]

producing or operating by electricity

elektrisch

Ex: He installed an electrical timer to control the outdoor lights .

Hij installeerde een elektrische timer om de buitenverlichting te regelen.

Boek Interchange - Intermediate
Eenheid 1 - Deel 1	Eenheid 1 - Deel 2	Eenheid 2 - Deel 1	Eenheid 2 - Deel 2
Eenheid 3 - Deel 1	Eenheid 3 - Deel 2	Eenheid 4 - Deel 1	Eenheid 4 - Deel 2
Eenheid 4 - Deel 3	Eenheid 5 - Deel 1	Eenheid 5 - Deel 2	Eenheid 6 - Deel 1
Eenheid 6 - Deel 2	Eenheid 7 - Deel 1	Eenheid 7 - Deel 2	Eenheid 8 - Deel 1
Eenheid 8 - Deel 2	Eenheid 9 - Deel 1	Eenheid 9 - Deel 2	Eenheid 10 - Deel 1
Eenheid 10 - Deel 2	Eenheid 11 - Deel 1	Eenheid 11 - Deel 2	Eenheid 12
Eenheid 13 - Deel 1	Eenheid 13 - Deel 2	Eenheid 14 - Deel 1	Eenheid 14 - Deel 2
Eenheid 15	Eenheid 16 - Deel 1	Eenheid 16 - Deel 2