pattern

A1 Woordenlijst - Kleuren

Hier leer je enkele basis Engelse woorden om kleuren te beschrijven, zoals "zwart", "wit" en "rood", voorbereid voor A1-leerders.

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
CEFR A1 Vocabulary
black
[bijvoeglijk naamwoord]

having the color that is the darkest, like most crows

zwart

zwart

Ex: The piano keys are black and white.De pianotoetsen zijn **zwart** en wit.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
white
[bijvoeglijk naamwoord]

having the color that is the lightest, like snow

wit

wit

Ex: We saw a beautiful white swan swimming in the lake .We zagen een prachtige **witte** zwaan zwemmen in het meer.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
blue
[bijvoeglijk naamwoord]

having the color of the ocean or clear sky at daytime

blauw

blauw

Ex: They wore blue jeans to the party.Ze droegen **blauwe** spijkerbroeken naar het feest.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
green
[bijvoeglijk naamwoord]

having the color of fresh grass or most plant leaves

groen

groen

Ex: The salad bowl was full with fresh , crisp green vegetables .De saladekom was gevuld met verse, knapperige **groene** groenten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
yellow
[bijvoeglijk naamwoord]

having the color of lemons or the sun

geel

geel

Ex: We saw a yellow taxi driving down the street .We zagen een **gele** taxi de straat afrijden.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
red
[bijvoeglijk naamwoord]

having the color of tomatoes or blood

rood, scharlaken

rood, scharlaken

Ex: After running for two hours , her cheeks were red.Na twee uur rennen waren haar wangen **rood**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
pink
[bijvoeglijk naamwoord]

having the color of strawberry ice cream

roze, roze gekleurd

roze, roze gekleurd

Ex: We saw a pink flamingo standing on one leg , with its striking feathers .We zagen een **roze** flamingo die op één been stond, met zijn opvallende veren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
orange
[bijvoeglijk naamwoord]

having the color of carrots or pumpkins

oranje, oranjekleurig

oranje, oranjekleurig

Ex: The orange pumpkin was perfect for Halloween.De **oranje** pompoen was perfect voor Halloween.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
purple
[bijvoeglijk naamwoord]

having the color of most ripe eggplants

paars, purper

paars, purper

Ex: The purple grapes were ripe and juicy .De **paarse** druiven waren rijp en sappig.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
gray
[bijvoeglijk naamwoord]

having a color between white and black, like most koalas or dolphins

grijs, grijzend

grijs, grijzend

Ex: We saw a gray elephant walking through the road .We zagen een **grijze** olifant over de weg lopen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
brown
[bijvoeglijk naamwoord]

having the color of chocolate ice cream

bruin, donkerbruin

bruin, donkerbruin

Ex: The leather couch had a luxurious brown upholstery .De leren bank had een luxe **bruine** bekleding.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
dark
[bijvoeglijk naamwoord]

(of a color) having a deep or intense hue

donker, intens

donker, intens

Ex: The sunset transitioned from a bright orange to a dark crimson , signaling the end of the day .De zonsondergang veranderde van een fel oranje naar een **donker** karmozijnrood, wat het einde van de dag aangaf.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
light
[bijvoeglijk naamwoord]

(of color) having less intensity, often because of a small amount of pigment

licht, bleek

licht, bleek

Ex: She painted the walls in a light blue to brighten up the room .Ze schilderde de muren in een **licht** blauw om de kamer op te fleuren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
color
[zelfstandig naamwoord]

a quality such as red, green, blue, yellow, etc. that we see when we look at something

kleur

kleur

Ex: The traffic light has three colors: red, yellow, and green.Het verkeerslicht heeft drie **kleuren**: rood, geel en groen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
A1 Woordenlijst
LanGeek
LanGeek app downloaden