pattern

SAT Woordvaardigheden 5 - Les 50

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
SAT Word Skills 5
insistent
[bijvoeglijk naamwoord]

demanding or persistent in a forceful or urgent manner

aanhoudend, dringend

aanhoudend, dringend

Ex: Despite his insistent requests for more time , the deadline for the project remained firm .Ondanks zijn **aanhoudende** verzoeken om meer tijd, bleef de deadline voor het project onveranderd.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
deponent
[zelfstandig naamwoord]

an individual who provides written or oral testimony under oath, typically in a legal context

deponent, getuige onder ede

deponent, getuige onder ede

Ex: After being sworn in , the deponent answered the attorney 's questions truthfully and to the best of their knowledge .Na het afleggen van de eed, beantwoordde de **getuige** de vragen van de advocaat naar waarheid en naar beste weten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
refulgent
[bijvoeglijk naamwoord]

shining brightly, radiant, or reflective of light

stralend, schitterend

stralend, schitterend

Ex: The refulgent skyline of the city at dusk was a sight to behold, with skyscrapers aglow in a tapestry of colors.De **stralende** skyline van de stad bij schemering was een om te zien, met wolkenkrabbers die gloeiden in een tapijt van kleuren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
iridescent
[bijvoeglijk naamwoord]

exhibiting a shimmering, rainbow-like play of colors, typically due to refraction of light

iriserend, glinsterend

iriserend, glinsterend

Ex: The opalescent seashell washed ashore, its iridescent surface gleaming softly in the sunlight.De opalescente schelp spoelde aan, zijn **iriserende** oppervlak zacht glinsterend in het zonlicht.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
confident
[bijvoeglijk naamwoord]

having a strong belief in one's abilities or qualities

zelfverzekerd,  vol vertrouwen

zelfverzekerd, vol vertrouwen

Ex: The teacher was confident about her students ' progress .De leraar was **zelfverzekerd** over de vooruitgang van haar leerlingen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
sapient
[bijvoeglijk naamwoord]

possessing wisdom, intelligence, or discernment, capable of rational thought and understanding

wijs, intelligent

wijs, intelligent

Ex: As the only sapient species on the planet , humans have a unique responsibility to protect and preserve the environment for future generations .Als de enige **verstandige** soort op de planeet, hebben mensen een unieke verantwoordelijkheid om het milieu te beschermen en te behouden voor toekomstige generaties.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
component
[zelfstandig naamwoord]

an element or part that creates a larger whole when with the other elements or parts

component, element

component, element

Ex: The software requires several components to run smoothly .De software vereist verschillende **componenten** om soepel te draaien.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
ebullient
[bijvoeglijk naamwoord]

having or displaying enthusiasm, happiness, and liveliness

uitbundig, enthousiast

uitbundig, enthousiast

Ex: She gave an ebullient performance that captivated the audience .Ze gaf een **uitbundige** voorstelling die het publiek boeide.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
truculent
[bijvoeglijk naamwoord]

ill-tempered and ready to start an argument or fight

strijdlustig, agressief

strijdlustig, agressief

Ex: The manager was truculent during the meeting, dismissing all suggestions without consideration.De manager was **strijdlustig** tijdens de vergadering en verwierp alle suggesties zonder overweging.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
reticent
[bijvoeglijk naamwoord]

Unwilling to attract notice to oneself

terughoudend, zwijgzaam

terughoudend, zwijgzaam

Ex: Even though he had won numerous awards , his reticent personality kept him from seeking fame .Hoewel hij talloze prijzen had gewonnen, hield zijn **terughoudende** persoonlijkheid hem ervan weg om roem te zoeken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
percipient
[bijvoeglijk naamwoord]

quickly and effortlessly noticing things and understanding them

scherpzinnig, inzichtelijk

scherpzinnig, inzichtelijk

Ex: The percipient manager quickly identified the source of the problem .De **scherpzinnige** manager identificeerde snel de bron van het probleem.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
prurient
[bijvoeglijk naamwoord]

having or encouraging an excessive interest in sexual matters

wellustig,  obsceen

wellustig, obsceen

Ex: The art exhibition sparked controversy due to its inclusion of prurient imagery, leading to debates about artistic freedom and censorship.De kunsttentoonstelling veroorzaakte controverse vanwege de opname van **obscene** beelden, wat leidde tot debatten over artistieke vrijheid en censuur.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
bashful
[bijvoeglijk naamwoord]

shy or timid, especially in social situations, often accompanied by a reluctance to draw attention to oneself

verlegen, terughoudend

verlegen, terughoudend

Ex: Even though he liked her , his bashful nature prevented him from asking her out on a date .Hoewel hij haar leuk vond, verhinderde zijn **verlegen** aard hem haar uit te vragen voor een date.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
bountiful
[bijvoeglijk naamwoord]

existing in large amounts

overvloedig, rijkelijk

overvloedig, rijkelijk

Ex: The buffet offered a bountiful array of delicacies , ensuring that every guest had plenty to enjoy .Het buffet bood een **overvloedige** verscheidenheid aan lekkernijen, waardoor elke gast veel te genieten had.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
fitful
[bijvoeglijk naamwoord]

occurring intermittently, with irregular starts and stops, often lacking continuity or consistency

onregelmatig, onderbroken

onregelmatig, onderbroken

Ex: The old car 's engine sputtered and coughed , making fitful progress along the winding mountain road .De motor van de oude auto **onregelmatig** sputterde en hoestte, en maakte onregelmatige vorderingen langs de kronkelende bergweg.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
wistful
[bijvoeglijk naamwoord]

expressing longing or yearning tinged with sadness or melancholy, often for something unattainable or lost

weemoedig, nostalgisch

weemoedig, nostalgisch

Ex: Listening to the sound of children playing outside , he could n't shake the wistful feeling of missing his own childhood .Luisterend naar het geluid van kinderen die buiten speelden, kon hij het **weemoedige** gevoel van heimwee naar zijn eigen jeugd niet van zich afschudden.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
tardy
[bijvoeglijk naamwoord]

failing to be on time or meet a scheduled deadline

laat, vertraagd

laat, vertraagd

Ex: The student was often tardy to class , frustrating the teacher .De student was vaak **te laat** in de les, wat de leraar frustreerde.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
pithy
[bijvoeglijk naamwoord]

effectively conveying a message or idea with brevity and clarity

bondig, kernachtig

bondig, kernachtig

Ex: The comedian 's pithy jokes kept the audience entertained throughout the entire show .De **kernachtige** grappen van de komiek hielden het publiek de hele voorstelling vermaakt.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
sprightly
[bijvoeglijk naamwoord]

(typically of an elderly) lively and full of energy

levendig, vol energie

levendig, vol energie

Ex: The sprightly cat chased after toys with the same energy and playfulness as a kitten .De **levendige** kat joeg op speeltjes met dezelfde energie en speelsheid als een kitten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
lofty
[bijvoeglijk naamwoord]

(of a mountain, building, etc.) very tall and outstanding

hoog, verheven

hoog, verheven

Ex: The mountain range stretched into the distance , its lofty peaks shrouded in mist .Het gebergte strekte zich uit in de verte, zijn **hoge** toppen gehuld in mist.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
SAT Woordvaardigheden 5
LanGeek
LanGeek app downloaden