pattern

Cambridge IELTS 18 - Academisch - Test 1 - Lezen - Passage 1 (2)

Hier vind je de woordenschat uit Test 1 - Lezen - Passage 1 (2) in het Cambridge IELTS 18 - Academic cursusboek, om je te helpen voorbereiden op je IELTS-examen.

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
Cambridge IELTS 18 - Academic
to pollute
[werkwoord]

to damage the environment by releasing harmful chemicals or substances to the air, water, or land

vervuilen, verontreinigen

vervuilen, verontreinigen

Ex: The smoke from the fire pollutes the atmosphere , reducing air quality .De rook van het vuur **vervuilt** de atmosfeer, waardoor de luchtkwaliteit vermindert.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to take place
[Zinsdeel]

to occur at a specific time or location

Ex: The historic event took place centuries ago.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
flourishing
[bijvoeglijk naamwoord]

thriving or prospering that results in success and positive development

bloeiend, succesvol

bloeiend, succesvol

Ex: After implementing innovative strategies, the online platform is flourishing, gaining a large user base and becoming a go-to destination for information.Na het implementeren van innovatieve strategieën, **bloeit** het online platform, krijgt het een grote gebruikersbasis en wordt het een belangrijk informatiepunt.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
consultancy
[zelfstandig naamwoord]

the practice of giving professional advice within a particular field

advies

advies

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to field
[werkwoord]

to answer questions or deal with requests

beantwoorden, beheren

beantwoorden, beheren

Ex: The coach fielded player concerns .De coach **behandelde** de zorgen van de spelers.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
enquiry
[zelfstandig naamwoord]

an act of asking questions to gather information, clarify doubts, or seek answers about a particular topic or issue

vraag,  onderzoek

vraag, onderzoek

Ex: The official 's enquiry into the incident was thorough and impartial .Het **onderzoek** van de ambtenaar naar het incident was grondig en onpartijdig.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to equip
[werkwoord]

to provide with the tools, resources, or items necessary for a specific purpose or activity

uitrusten, toerusten

uitrusten, toerusten

Ex: The fitness center is designed to equip gym-goers with a variety of exercise machines for their workouts .Het fitnesscentrum is ontworpen om sportschoolbezoekers te **voorzien** van een verscheidenheid aan oefenmachines voor hun trainingen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
breed
[zelfstandig naamwoord]

a special type

ras, soort

ras, soort

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
inner
[bijvoeglijk naamwoord]

situated toward or near the center of a place, area, or structure

innerlijk, intern

innerlijk, intern

Ex: She navigated through the maze until she reached its inner sanctum , a quiet space hidden from the world .Ze navigeerde door het doolhof totdat ze het **innerlijke heiligdom** bereikte, een stille ruimte verborgen voor de wereld.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
advantage
[zelfstandig naamwoord]

a benefit or gain resulting from something

voordeel,  voordeel

voordeel, voordeel

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to treat
[werkwoord]

to apply a substance or process to something in order to protect it, preserve it, or give it special qualities

behandelen, een behandeling toepassen

behandelen, een behandeling toepassen

Ex: Farmers treat the crops with pesticides to prevent infestations .Boeren **behandelen** de gewassen met pesticiden om plagen te voorkomen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
pesticide
[zelfstandig naamwoord]

a type of chemical substance that is used for killing insects or small animals that damage food or crops

pesticide, bestrijdingsmiddel

pesticide, bestrijdingsmiddel

Ex: Excessive use of pesticides can harm beneficial insects and the environment .Overmatig gebruik van **pesticiden** kan schadelijk zijn voor nuttige insecten en het milieu.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
intensive
[bijvoeglijk naamwoord]

(of farming practices) using large amounts of labor, capital, and resources to produce high yields in a small area

intensief, intensieve

intensief, intensieve

Ex: Intensive livestock farming requires significant investment in feed and animal care to achieve high production rates .**Intensieve** veeteelt vereist aanzienlijke investeringen in voer en dierverzorging om hoge productiecijfers te behalen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
generator
[zelfstandig naamwoord]

a device that creates gas or vapor by converting energy from another source

generator, stoomgenerator

generator, stoomgenerator

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
greenhouse gas
[zelfstandig naamwoord]

any type of gas, particularly carbon dioxide, that contributes to global warming by trapping heat

broeikasgas, gas dat bijdraagt aan de opwarming van de aarde

broeikasgas, gas dat bijdraagt aan de opwarming van de aarde

Ex: Policies aim to reduce the production of greenhouse gases globally .Het beleid is gericht op het verminderen van de productie van **broeikasgassen** wereldwijd.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
refrigerated
[bijvoeglijk naamwoord]

made or kept cold by refrigeration

gekoeld, koud bewaard

gekoeld, koud bewaard

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to shower
[werkwoord]

to spray or cover someone or something with water in the form of small drops or a light stream

besproeien, douchen

besproeien, douchen

Ex: The plants are showered twice a day to keep them healthy .De planten worden twee keer per dag **begoten** om ze gezond te houden.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
capacity
[zelfstandig naamwoord]

the ability or power to achieve something or develop into a certain state in the future

capaciteit, potentieel

capaciteit, potentieel

Ex: The city has the capacity to handle a larger population with the planned infrastructure upgrades .De stad heeft de **capaciteit** om een grotere bevolking aan te kunnen met de geplande infrastructuurupgrades.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to withstand
[werkwoord]

to resist or endure the force, pressure, or challenges imposed upon oneself

weerstaan, verdragen

weerstaan, verdragen

Ex: The fabric used in outdoor furniture is designed to withstand exposure to harsh weather .Het stof dat wordt gebruikt in buitenmeubilair is ontworpen om blootstelling aan ruw weer te **weerstaan**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
grower
[zelfstandig naamwoord]

a plant that develops in a particular way

kweker, snelgroeiende plant

kweker, snelgroeiende plant

Ex: This type of grass is a quick grower, perfect for covering soil fast .Dit type gras is een snelle **kweker**, perfect om snel grond te bedekken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
substantial
[bijvoeglijk naamwoord]

significant in amount or degree

aanzienlijk, belangrijk

aanzienlijk, belangrijk

Ex: The scholarship offered substantial financial assistance to students in need .De beurs bood **aanzienlijke** financiële hulp aan studenten in nood.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
wholesaler
[zelfstandig naamwoord]

someone who buys large quantities of goods and resells to merchants rather than to the ultimate customers

groothandelaar, groothandel

groothandelaar, groothandel

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
solely
[bijwoord]

with no one or nothing else involved

uitsluitend, alleen

uitsluitend, alleen

Ex: The rule exists solely to prevent misuse of funds .De regel bestaat **uitsluitend** om misbruik van fondsen te voorkomen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to enrich
[werkwoord]

to enhance the quality of something, particularly by adding something to it

verrijken, verbeteren

verrijken, verbeteren

Ex: The philanthropist donated funds to enrich the resources available at the community center .De filantroop doneerde fondsen om de middelen in het gemeenschapscentrum te **verrijken**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
nutrient
[zelfstandig naamwoord]

a chemical element or inorganic compound that green plants absorb and incorporate into their organic molecules to support growth and metabolism

voedingsstof, nutriënt

voedingsstof, nutriënt

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to pump
[werkwoord]

to make gas or liquid move in a certain direction using a mechanical action

pompen, verplaatsen

pompen, verplaatsen

Ex: The heart pumps blood throughout the circulatory system to supply the body with oxygen .Het hart **pompt** bloed door de bloedsomloop om het lichaam van zuurstof te voorzien.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
closed circuit
[zelfstandig naamwoord]

a complete electrical circuit around which current flows or a signal circulates

gesloten circuit, gesloten lus

gesloten circuit, gesloten lus

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
barely
[bijwoord]

in a manner that almost does not exist or occur

nauwelijks, amper

nauwelijks, amper

Ex: She barely managed to catch the train before it departed .Ze heeft het **nauwelijks** gered om de trein te halen voordat hij vertrok.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
crop
[zelfstandig naamwoord]

a plant that is grown for food over large areas of land

gewas, oogst

gewas, oogst

Ex: The region is known for its crop of apples , which are exported worldwide .De regio staat bekend om zijn **oogst** van appels, die wereldwijd worden geëxporteerd.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
resistance
[zelfstandig naamwoord]

the capacity of an organism to defend itself against harmful environmental agents

weerstand

weerstand

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
chain
[zelfstandig naamwoord]

a series of connected or interdependent items or events

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to exhaust
[werkwoord]

to use up or deplete a resource, material, or supply completely

uitputten, verbruiken

uitputten, verbruiken

Ex: Expanding urban areas can exhaust the available land for agriculture .Uitbreiding van stedelijke gebieden kan de beschikbare landbouwgrond **uitputten**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
gently
[bijwoord]

with a soft or light touch, or with minimal force

zachtjes, lichtjes

zachtjes, lichtjes

Ex: The kitten gently nuzzled the blanket .Het kitten wreef **zachtjes** tegen de deken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to recycle
[werkwoord]

to make a waste product usable again

recyclen, hergebruiken

recyclen, hergebruiken

Ex: Electronic waste can be recycled to recover valuable materials and reduce electronic waste pollution .Elektronisch afval kan worden **gerecycled** om waardevolle materialen terug te winnen en elektronisch afvalvervuiling te verminderen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
classic
[bijvoeglijk naamwoord]

highly typical and recognizable example of a common situation, behavior, or mistake

klassiek, typisch

klassiek, typisch

Ex: His reaction was a classic example of someone caught off guard .Zijn reactie was een **klassiek voorbeeld** van iemand die verrast werd.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
yield
[zelfstandig naamwoord]

the total amount of something that is produced, as in agriculture or an industry

opbrengst,  productie

opbrengst, productie

Ex: The study analyzed the yield of various crops across different regions , providing valuable insights for agricultural planning .De studie analyseerde de **opbrengst** van verschillende gewassen in verschillende regio's en bood waardevolle inzichten voor landbouwplanning.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
phenomenon
[zelfstandig naamwoord]

a remarkable, noteworthy, or outstanding development, person, or thing

fenomeen, wonder

fenomeen, wonder

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to boom
[werkwoord]

to experience great growth and improvement

bloeien, exploderen

bloeien, exploderen

Ex: Her confidence boomed after she received positive feedback on her presentation .Haar zelfvertrouwen **schoot omhoog** nadat ze positieve feedback over haar presentatie kreeg.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
disused
[bijvoeglijk naamwoord]

previously in use but is now abandoned, neglected, or no longer in operation

buiten gebruik, verlaten

buiten gebruik, verlaten

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
shipping container
[zelfstandig naamwoord]

a large standardized metal container used for the transportation of goods by ship, truck, or train

verzendcontainer, transportcontainer

verzendcontainer, transportcontainer

Ex: The shipping container was stacked high with other containers at the dock .De **scheepscontainer** was hoog opgestapeld met andere containers aan de kade.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
car park
[zelfstandig naamwoord]

an area where people can leave their cars or other vehicles for a period of time

parkeerplaats, parkeerterrein

parkeerplaats, parkeerterrein

Ex: The new office building includes a multi-level car park to accommodate employees and visitors .Het nieuwe kantoorgebouw omvat een **parkeergarage** met meerdere niveaus voor medewerkers en bezoekers.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
virtuous
[bijvoeglijk naamwoord]

having or showing high moral standards

deugdzaam, moreel

deugdzaam, moreel

Ex: The teacher praised the student for displaying virtuous behavior towards their classmates .De leraar prees de leerling voor het tonen van **deugdzaam** gedrag naar zijn klasgenoten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to install
[werkwoord]

to set a piece of equipment in place and make it ready for use

installeren, plaatsen

installeren, plaatsen

Ex: To enhance energy efficiency , they decided to install solar panels on the roof .Om de energie-efficiëntie te verbeteren, besloten ze zonnepanelen op het dak te **installeren**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
roughly
[bijwoord]

without being exact

ongeveer, ruwweg

ongeveer, ruwweg

Ex: The distance between the two cities is roughly 100 kilometers .De afstand tussen de twee steden is **ongeveer** 100 kilometer.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to run
[werkwoord]

to own, manage, or organize something such as a business, campaign, a group of animals, etc.

leiden, beheren

leiden, beheren

Ex: They run a herd of camels for desert expeditions .Ze **beheren** een kudde kamelen voor woestijn expedities.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to consume
[werkwoord]

to use a supply of energy, fuel, etc.

verbruiken, gebruiken

verbruiken, gebruiken

Ex: Efficient appliances and lighting systems can significantly lower the amount of electricity consumed in homes .Efficiënte apparaten en verlichtingssystemen kunnen de hoeveelheid elektriciteit die in huizen wordt **verbruikt** aanzienlijk verlagen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
fraction
[zelfstandig naamwoord]

a number obtained by dividing one integer or rational number by another, typically written in the form a/b

breuk, gewone breuk

breuk, gewone breuk

Ex: In the recipe, use three-quarters (3/4) of a cup of sugar.In het recept, gebruik **breuk** van driekwart (3/4) kopje suiker.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
based
[bijvoeglijk naamwoord]

having a base

gebaseerd, gegrond

gebaseerd, gegrond

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
organic
[bijvoeglijk naamwoord]

(of food or farming techniques) produced or done without any artificial or chemical substances

biologisch, organisch

biologisch, organisch

Ex: The store has a wide selection of organic snacks and beverages .De winkel heeft een ruime keuze aan **biologische** snacks en dranken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
suited
[bijvoeglijk naamwoord]

fitting for a specific purpose, situation, or person

geschikt, passend

geschikt, passend

Ex: The movie is not suited for young children.De film is niet **geschikt** voor jonge kinderen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
radish
[zelfstandig naamwoord]

an edible root of red color with a pungent taste that is eaten raw in salads

radijs, rode radijs

radijs, rode radijs

Ex: She sliced the radishes into thin rounds and added them to a fresh garden salad .Ze sneed de **radijsjes** in dunne plakjes en voegde ze toe aan een verse tuinsalade.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
simply
[bijwoord]

used to show that something is the case and nothing more

gewoon, simpelweg

gewoon, simpelweg

Ex: He replied simply that he would attend the event .Hij antwoordde eenvoudig dat hij het evenement zou bijwonen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
return
[zelfstandig naamwoord]

the income or profit arising from such transactions as the sale of land or other property

opbrengst,  inkomen

opbrengst, inkomen

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
nevertheless
[bijwoord]

used to introduce an opposing statement

niettemin, desalniettemin

niettemin, desalniettemin

Ex: The path was forbidden ; they walked it nevertheless.Het pad was verboden; ze liepen het **desondanks**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
picture
[zelfstandig naamwoord]

a situation treated as an observable object

beeld, scène

beeld, scène

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
harvest
[zelfstandig naamwoord]

the amount of produce gathered from crops during one growing season

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to account for
[werkwoord]

to represent a specific amount or portion of a whole

vertegenwoordigen, uitmaken

vertegenwoordigen, uitmaken

Ex: The expenses related to marketing activities account for a substantial part of the overall budget .De kosten in verband met marketingactiviteiten **vormen** een aanzienlijk deel van het totale budget.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
overall
[bijwoord]

with everything considered

Al met al, Over het geheel genomen

Al met al, Over het geheel genomen

Ex: She made a few mistakes in the presentation , but overall, she conveyed the information effectively .Ze maakte een paar fouten in de presentatie, maar **over het algemeen** bracht ze de informatie effectief over.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
versus
[Voorzetsel]

used to compare or to show contrast between two choices, decisions, etc.

tegen

tegen

Ex: The debate on nature versus nurture has been going on for centuriesHet debat over natuur **tegen** opvoeding gaat al eeuwen door.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Cambridge IELTS 18 - Academisch
LanGeek
LanGeek app downloaden