Voorzetsels van Richting en Beweging Voor Beginners
Leer hoe je voorzetsels van richting en beweging in het Engels correct gebruikt om trajecten of bewegingen aan te geven, zoals "to the park", "into the room" of "onto the table". Inclusief voorbeelden en oefeningen!
Wat Zijn Voorzetsels van Richting en Beweging?
Voorzetsels van richting en beweging in het Engels zijn woorden die beschrijven hoe een persoon of object van de ene plaats naar de andere beweegt.
Veelvoorkomende Voorzetsels van Richting en Beweging
Hieronder staat een lijst van veelvoorkomende voorzetsels van beweging en richting:
Over (over)
Under (onder)
Into (in)
Out of (uit)
Around (rond)
Across (oversteken)
Up (op)
Down (neer)
Laten we nu eens kijken wat ze betekenen en hoe ze werken:
Over
'Over' toont beweging van de ene kant naar de andere kant boven iets. Kijk naar enkele voorbeelden:
The bird flew over the fence.
De vogel vloog over het hek.
She jumped over the puddle.
Ze sprong over de plas.
Under
'Under' toont aan dat iemand/iemand naar een positie onder iets beweegt. Kijk hieronder:
The cat ran under the table.
De kat rende onder de tafel.
He crawled under the bed.
Hij kroop onder het bed.
Into
'Into' is een ander voorzetsel van beweging en richting. Het toont aan dat iets/iemand naar binnen een plaats gaat:
Let's go into the third room.
Laten we naar de derde kamer gaan.
The cat jumped into the box.
De kat sprong in de doos.
Out of
'Out of' is een ander voorzetsel van beweging en richting. We gebruiken het om een beweging weg van een plaats aan te tonen. Bijvoorbeeld:
Move out of this room!
Verhuis uit deze kamer!
She took the book out of the bag.
Ze haalde het boek uit de tas.
Around
'Around' toont beweging rondom iets. Hier zijn enkele voorbeelden:
The kids are running around the table.
De kinderen rennen rondom de tafel.
We took a walk around the Eifel Tower.
We maakten een wandeling rond de Eiffeltoren.
Across
Een ander veelvoorkomend voorzetsel van beweging en richting is 'across'. Het toont beweging van de ene kant naar de andere kant. Kijk naar de volgende voorbeelden:
I saw Jim running across the street an hour ago.
Ik zag Jim een uur geleden de straat oversteken.
The dog ran across the yard.
De hond rende over de tuin.
Up
'Up' toont beweging naar een hogere positie. Kijk naar de onderstaande voorbeelden:
Maria is going up the ladder.
Maria klimt de ladder op.
Where are they going?
They're going up the hill.
Down
Een ander voorzetsel van beweging en richting is 'down'. We gebruiken het om beweging naar een lagere positie aan te tonen. Kijk naar de onderstaande voorbeelden:
There's a telephone box down the stairs.
Er is een telefooncel beneden de trap.
He ran down the hill to catch the bus.
Hij rende de heuvel af om de bus te halen.
Quiz:
Which of these sentences correctly uses the preposition "across"?
We took a walk across the Eifel Tower.
He ran across the street.
Maria is going across the ladder.
She took the book across the bag.
Which of the following sentences correctly uses the preposition "under"?
The child crawled under the blanket
She went under the mountain.
He ran under the street.
The dog jumped under the pond.
Sort the words into the correct order to form a meaningful sentence:
Match each description with the correct example sentence.
Complete the sentence with the correct preposition from the list below:
They walked
the bridge to get to the park.
The kids ran
the table during recess.
He climbed
the mountain to see the view.
The dog jumped
the fence.
She slipped
the stairs and hurt her knee.
Reacties
(0)Aanbevolen
