Voorzetsels van richting en beweging
Zoals hun namen suggereren, tonen voorzetsels van richting en beweging een beweging van de ene plaats naar de andere of geven ze een bepaalde richting aan.
Wat Zijn Voorzetsels van Richting en Beweging?
Voorzetsels van richting en beweging in het Engels zijn woorden die beschrijven hoe een persoon of object van de ene plaats naar de andere beweegt.
Veelvoorkomende Voorzetsels van Richting en Beweging
Hieronder staat een lijst van veelvoorkomende voorzetsels van beweging en richting:
- Over (over)
- Under (onder)
- Into (in)
- Out of (uit)
- Around (rond)
- Across (oversteken)
- Up (op)
- Down (neer)
Laten we nu eens kijken wat ze betekenen en hoe ze werken:
Over
'Over' toont beweging van de ene kant naar de andere kant boven iets. Kijk naar enkele voorbeelden:
The bird flew
De vogel vloog
She jumped
Ze sprong
Under
'Under' toont aan dat iemand/iemand naar een positie onder iets beweegt. Kijk hieronder:
The cat ran
De kat rende
He crawled
Hij kroop
Into
'Into' is een ander voorzetsel van beweging en richting. Het toont aan dat iets/iemand naar binnen een plaats gaat:
Let's go
Laten we
The cat jumped
De kat sprong
Out of
'Out of' is een ander voorzetsel van beweging en richting. We gebruiken het om een beweging weg van een plaats aan te tonen. Bijvoorbeeld:
Move
Verhuis
She took the book
Ze haalde het boek
Around
'Around' toont beweging rondom iets. Hier zijn enkele voorbeelden:
The kids are running
De kinderen rennen
We took a walk
We maakten een wandeling
Across
Een ander veelvoorkomend voorzetsel van beweging en richting is 'across'. Het toont beweging van de ene kant naar de andere kant. Kijk naar de volgende voorbeelden:
I saw Jim running
Ik zag Jim een uur geleden de straat
The dog ran
De hond rende
Up
'Up' toont beweging naar een hogere positie. Kijk naar de onderstaande voorbeelden:
Maria is going
Maria klimt de ladder
Down
Een ander voorzetsel van beweging en richting is 'down'. We gebruiken het om beweging naar een lagere positie aan te tonen. Kijk naar de onderstaande voorbeelden:
There's a telephone box
Er is een telefooncel
He ran
Hij rende de heuvel