Plaatsing en Volgorde van Bijvoeglijke Naamwoorden Voor Beginners
Waar Worden Bijvoeglijke Naamwoorden Geplaatst?
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die zelfstandige naamwoorden beschrijven. Ze kunnen voor zelfstandige naamwoorden staan, of na een 'to be' werkwoord.
Voor Zelfstandige Naamwoorden
Zoals eerder vermeld, kan een bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandige naamwoord staan dat het beschrijft. Kijk hieronder:
A beautiful girl
Een mooi meisje
‘Girl’ is een zelfstandig naamwoord.
The wild cat
De wilde kat
A fluffy sheep
Een fluffy schaap
The kind witch
De vriendelijke heks
Bekijk nu hun plaatsing in volledige zinnen:
I can see a red circle.
Ik kan een rode cirkel zien.
He is a sad boy.
Hij is een verdrietige jongen.
Na 'To Be' Werkwoord
We kunnen bijvoeglijke naamwoorden ook na 'to be' werkwoorden plaatsen. Kijk naar de volgende voorbeelden:
The dog is black.
De hond is zwart.
The panda is sleepy.
De panda is slaperig.
I am angry.
Ik ben boos.
That old woman is kind.
Die oude vrouw is vriendelijk.
Hier is ‘old’ een bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord en ‘kind’ een bijvoeglijk naamwoord na het 'to be' werkwoord.
Aantal Bijvoeglijke Naamwoorden
We kunnen twee of meer bijvoeglijke naamwoorden voor het zelfstandig naamwoord plaatsen dat we willen beschrijven. Kijk naar de volgende voorbeelden:
I ate a big, delicious, creamy birthday cake yesterday.
Ik heb gisteren een grote, heerlijke, romige verjaardagstaart gegeten.
Look at those beautiful blue roses over there.
Kijk naar die mooie blauwe rozen daar.
Quiz:
In the sentence "The cat is fluffy," where is the adjective placed?
Before the noun
After the "to be" verb
At the start of the sentence
After another adjective
Sort the words into the correct sentence order.
Choose the correct option for the placement of the adjective in the sentence: "She is wearing a _________."
dress red
red dress
is red
red
Fill in the table with the correct placement type: before noun or after "to be" verb.
Sentence | Placement |
---|---|
The little cat is sleeping. | |
She is a great dancer. | |
The soup is hot. | |
They have a big, beautiful house. | |
The teacher is busy. |
Reacties
(0)
Aanbevolen
