pattern

Boek English Result - Upper-intermediate - Eenheid 2 - 2B

Hier vind je de woordenschat van Unit 2 - 2B in het English Result Upper-Intermediate cursusboek, zoals "vuilnisman", "in de bijstand", "industrieel", etc.

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
English Result - Upper-intermediate
work
[zelfstandig naamwoord]

activity that requires physical or mental effort

werk, arbeid

werk, arbeid

Ex: The research team presented their findings at the conference after months of meticulous work.Het onderzoeksteam presenteerde hun bevindingen op de conferentie na maanden van nauwgezet **werk**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
boss
[zelfstandig naamwoord]

a person who is in charge of a large organization or has an important position there

baas, chef

baas, chef

Ex: She is the boss of a successful tech company .Zij is de **baas** van een succesvol technologiebedrijf.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
job
[zelfstandig naamwoord]

the work that we do regularly to earn money

baan, werk

baan, werk

Ex: She is looking for a part-time job to earn extra money .Ze is op zoek naar een deeltijdbaan om extra geld te verdienen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
on the dole
[Zinsdeel]

used of a person who is unemployed but receives regular payment or benefits from the government

Ex: When the factory closed down, hundreds of workers were suddenly on the dole.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to take on
[werkwoord]

to hire someone

aannemen, in dienst nemen

aannemen, in dienst nemen

Ex: The startup is ready to take on fresh talent for their innovative projects .Het startup is klaar om nieuw talent **aan te nemen** voor hun innovatieve projecten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen

(of a group of employees) to refuse to work as a form of protest or to demand changes to their working conditions, pay, or other employment-related issues

Ex: If their demands for better working conditions are not met, the employees are prepared to go out on strike.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to quit
[werkwoord]

to give up your job, school, etc.

opgeven, stoppen

opgeven, stoppen

Ex: They 're worried more people will quit if conditions do n't improve .Ze maken zich zorgen dat meer mensen zullen **opstappen** als de omstandigheden niet verbeteren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
dustman
[zelfstandig naamwoord]

a person who collects and removes garbage or waste from residential or commercial areas

vuilnisman, afvalophaler

vuilnisman, afvalophaler

Ex: After the holiday , the dustman had to make multiple trips to clear the excess waste .Na de vakantie moest de **vuilnisman** meerdere ritten maken om het overtollige afval op te ruimen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
secretary
[zelfstandig naamwoord]

someone who works in an office as someone's assistance, dealing with mail and phone calls, keeping records, making appointments, etc.

secretaris, administratief assistent

secretaris, administratief assistent

Ex: He relies on his secretary to prioritize tasks and keep his calendar up-to-date .Hij vertrouwt op zijn **secretaresse** om taken te prioriteren en zijn agenda up-to-date te houden.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to sack
[werkwoord]

to dismiss someone from their job

ontslaan, buiten werken

ontslaan, buiten werken

Ex: Over the years , the organization has sacked employees when necessary .Door de jaren heen heeft de organisatie indien nodig werknemers **ontslagen**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to earn
[werkwoord]

to get money for the job that we do or services that we provide

verdienen, ontvangen

verdienen, ontvangen

Ex: With his new job , he will earn twice as much .Met zijn nieuwe baan zal hij twee keer zoveel **verdienen**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to knock off
[werkwoord]

to end one's work, typically at the end of a designated period

ophouden, beëindigen

ophouden, beëindigen

Ex: I 'll knock off work as soon as I finish this report .Ik ga met werken **stoppen** zodra ik dit rapport af heb.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
air hostess
[zelfstandig naamwoord]

a woman on the staff of an airplane who serves the passengers on the flight

stewardess, cabinemedewerker

stewardess, cabinemedewerker

Ex: The air hostess greeted the passengers with a smile as they boarded the plane .De **stewardess** begroette de passagiers met een glimlach toen ze het vliegtuig instapten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
conversational
[bijvoeglijk naamwoord]

related to or characteristic of informal spoken communication

conversationeel, gespreks-

conversationeel, gespreks-

Ex: The teacher encouraged conversational practice in language learning to improve fluency .De leraar moedigde **conversatie** oefening aan bij het leren van talen om de vlotheid te verbeteren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
official
[zelfstandig naamwoord]

an agent with a position of authority and duties

ambtenaar, officieel

ambtenaar, officieel

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
personal assistant
[zelfstandig naamwoord]

someone hired to provide administrative support and assist with various tasks for an individual or organization

persoonlijke assistent, privésecretaris

persoonlijke assistent, privésecretaris

Ex: The artist 's personal assistant took care of studio logistics , such as ordering supplies and scheduling sessions .De **persoonlijke assistent** van de kunstenaar zorgde voor de logistiek van de studio, zoals het bestellen van benodigdheden en het plannen van sessies.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
line management
[zelfstandig naamwoord]

the hierarchy of positions and responsibilities in an organization responsible for the direct supervision and control of employees, typically involving the execution of day-to-day tasks and achieving operational goals

lijnmanagement, lijnaansturing

lijnmanagement, lijnaansturing

Ex: Line management in a transportation company involves scheduling routes and overseeing drivers to ensure on-time arrivals and departures .**Lijnmanagement** in een transportbedrijf omvat het plannen van routes en het toezicht houden op chauffeurs om tijdige aankomsten en vertrekken te garanderen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
occupation
[zelfstandig naamwoord]

a person's profession or job, typically the means by which they earn a living

beroep, baan

beroep, baan

Ex: She decided to change her occupation and pursue a career in healthcare to help others improve their well-being .Ze besloot haar **beroep** te veranderen en een carrière in de gezondheidszorg na te streven om anderen te helpen hun welzijn te verbeteren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
refuse collector
[zelfstandig naamwoord]

a person who is hired to remove waste materials from trash cans and dispose them

vuilnisman, afvalophaler

vuilnisman, afvalophaler

Ex: The refuse collector made a stop at every block to pick up the trash .De **vuilnisman** stopte bij elk blok om het afval op te halen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to recruit
[werkwoord]

to employ people for a company, etc.

werven, aannemen

werven, aannemen

Ex: Companies use various strategies to recruit top talent in competitive industries .Bedrijven gebruiken verschillende strategieën om toptalent te **werven** in concurrerende industrieën.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to lay off
[werkwoord]

to dismiss employees due to financial difficulties or reduced workload

ontslaan, personeel reduceren

ontslaan, personeel reduceren

Ex: The restaurant is laying off 20 waiters and waitresses due to the slow summer season .Het restaurant **ontslaat** 20 obers en serveersters vanwege het rustige zomerseizoen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
unemployment benefit
[zelfstandig naamwoord]

a financial aid provided by the government to people who are unemployed and actively seeking work, to help cover their living expenses

werkloosheidsuitkering, werkloosheidsbijstand

werkloosheidsuitkering, werkloosheidsbijstand

Ex: The government increased the unemployment benefit to help those affected by the pandemic .De regering verhoogde **de werkloosheidsuitkering** om degenen die door de pandemie zijn getroffen te helpen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to finish
[werkwoord]

to make something end

voltooien, afmaken

voltooien, afmaken

Ex: I will finish this task as soon as possible .Ik zal deze taak zo snel mogelijk **afmaken**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
high
[bijvoeglijk naamwoord]

having a value or level greater than usual or expected, often in terms of numbers or measurements

hoog, verhoogd

hoog, verhoogd

Ex: The test results showed a high percentage of errors .De testresultaten toonden een **hoog percentage** fouten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
income
[zelfstandig naamwoord]

the money that is regularly earned from a job or through an investment

inkomen

inkomen

Ex: The couple reviewed their monthly income and expenses to create a more effective budget .Het stel bekeek hun maandelijkse **inkomen** en uitgaven om een effectiever budget te creëren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
flight attendant
[zelfstandig naamwoord]

a person who works on a plane to bring passengers meals and take care of them

cabinemedewerker, stewardess

cabinemedewerker, stewardess

Ex: She underwent extensive training to become a flight attendant, learning emergency procedures and customer service skills .Ze onderging een uitgebreide training om **cabinemedewerker** te worden, waarbij ze noodprocedures en klantenservicevaardigheden leerde.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to resign
[werkwoord]

to officially announce one's departure from a job, position, etc.

ontslag nemen, aftreden

ontslag nemen, aftreden

Ex: They resigned from the committee in protest of the decision .Ze zijn **afgetreden** uit de commissie uit protest tegen de beslissing.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to take action
[Zinsdeel]

to do something in response to a particular situation, often to address a problem or achieve a goal

Ex: She took action immediately to fix the issue.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
industrial
[bijvoeglijk naamwoord]

highly focused on mass production or manufacturing

industrieel, productiegericht

industrieel, productiegericht

Ex: China ’s industrial economy has transformed it into the world ’s factory , producing goods for many countries .De **industriële** economie van China heeft het veranderd in de fabriek van de wereld, die goederen produceert voor veel landen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Boek English Result - Upper-intermediate
LanGeek
LanGeek app downloaden