Boek English Result - Upper-intermediate - Eenheid 3 - 3C

Hier vind je de woordenschat van Unit 3 - 3C in het English Result Upper-Intermediate cursusboek, zoals "duurzaam", "label", "meetbaar", etc.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

achievable

[bijvoeglijk naamwoord]

able to be carried out or obtained without much difficulty

haalbaar, bereikbaar

Ex: Regular practice makes fluency in a new language achievable.Regelmatige oefening maakt vloeiendheid in een nieuwe taal **haalbaar**.

Sluiten

Inloggen

measurable

[bijvoeglijk naamwoord]

capable of being assessed in terms of size, amount, or degree

meetbaar, kwantificeerbaar

Ex: The success of the program is measurable by the number of participants and their level of engagement .Het succes van het programma is **meetbaar** aan het aantal deelnemers en hun betrokkenheidsniveau.

Sluiten

Inloggen

improvable

[bijvoeglijk naamwoord]

capable of being improved or made better

verbeterbaar, optimaliseerbaar

Ex: She believed the project was improvable with a few changes .Ze geloofde dat het project **verbeterbaar** was met een paar veranderingen.

Sluiten

Inloggen

sustainable

[bijvoeglijk naamwoord]

able to continue for a long period of time

duurzaam, houdbaar

Ex: The city invested in sustainable transportation options like bike lanes and public transit to reduce traffic congestion .De stad investeerde in **duurzame** vervoersopties zoals fietspaden en openbaar vervoer om verkeerscongestie te verminderen.

Sluiten

Inloggen

avoidable

[bijvoeglijk naamwoord]

capable of being prevented or evaded through cautionary actions or decisions

vermijdbaar, voorkoombaar

Ex: Avoidable conflicts often arise from miscommunication and misunderstandings .**Vermijdbare** conflicten ontstaan vaak door miscommunicatie en misverstanden.

Sluiten

Inloggen

table

[zelfstandig naamwoord]

furniture with a usually flat surface on top of one or multiple legs that we can sit at or put things on

tafel, eettafel

Ex: We played board games on the table during the family game night .We speelden bordspellen op de **tafel** tijdens de familiegameavond.

Sluiten

Inloggen

capital

[zelfstandig naamwoord]

the city or town that is considered to be the political center of a country or state, from which the government operates

hoofdstad

Ex: The capital is home to most of the country ’s key political events .De **hoofdstad** is de thuisbasis van de meeste belangrijke politieke evenementen van het land.

Sluiten

Inloggen

horrible

[bijvoeglijk naamwoord]

extremely unpleasant or bad

verschrikkelijk, vreselijk

Ex: The horrible sight of the accident scene made her feel sick to her stomach .Het **vreselijke** aanzicht van de plaats van het ongeluk maakte haar misselijk.

Sluiten

Inloggen

label

[zelfstandig naamwoord]

the name or trademark of a company that produces music records

platenmaatschappij, muzieklabel

Ex: The label’s marketing team helped boost the album ’s sales significantly .Het marketingteam van het **label** hielp de verkoop van het album aanzienlijk te stimuleren.

Sluiten

Inloggen

little

[bijvoeglijk naamwoord]

below average in size

klein, minuscuul

Ex: He handed her a little box tied with a ribbon.Hij gaf haar een **klein** doosje dat met een lint was vastgebonden.

Sluiten

Inloggen

lovable

[bijvoeglijk naamwoord]

possessing traits that attract people's affection

beminnelijk, aanbiddelijk

Ex: The rescue dog 's grateful demeanor and eager tail wags made it a lovable addition to the family .De dankbare houding van de reddingshond en zijn enthousiaste kwispelstaart maakten hem een **beminnenswaardige** aanvulling op het gezin.

Sluiten

Inloggen

able

[bijvoeglijk naamwoord]

having the necessary skill, power, resources, etc. for doing something

in staat, bekwaam

Ex: He is a reliable mechanic and is able to fix any car problem .Hij is een betrouwbare monteur en **in staat** om elk autoprobleem op te lossen.

Sluiten

Inloggen

to aim

[werkwoord]

to direct a product, event, information, etc. toward a specific target audience group

richten, richten op

Ex: The brand aimed their promotional event at loyal customers .Het merk **richtte** hun promotionele evenement op trouwe klanten.

Sluiten

Inloggen

to hope

[werkwoord]

to want something to happen or be true

hopen, wensen

Ex: The team is practicing diligently , hoping to win the championship .Het team oefent ijverig, in de **hoop** het kampioenschap te winnen.

Sluiten

Inloggen

to be due to

[Zinsdeel]

to happen or occur as a consequence or outcome of something

Ex: The success of the project was due to the team's hard work.

Sluiten

Inloggen

to plan

[werkwoord]

to decide on and make arrangements or preparations for something ahead of time

plannen, voorbereiden

Ex: She planned a surprise party for her friend , coordinating with the guests beforehand .Ze **plande** een verrassingsfeestje voor haar vriendin, waarbij ze vooraf met de gasten afstemde.

Sluiten

Inloggen

to set out

[werkwoord]

to begin doing something in order to reach a goal

vertrekken, beginnen

Ex: Our team set out on a quest to explore innovative solutions to common problems .Ons team **begon** aan een zoektocht om innovatieve oplossingen voor veelvoorkomende problemen te verkennen.

Sluiten

Inloggen

Boek English Result - Upper-intermediate

LanGeek app downloaden