Boek Interchange - Pre-intermediate - Eenheid 6 - Deel 2

Hier vind je de woordenschat van Unit 6 - Deel 2 in het Interchange Pre-Intermediate cursusboek, zoals "tarief", "gezond", "freak", enz.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

sometimes [bijwoord]

on some occasions but not always

soms

Ex: She sometimes practices yoga in the morning .

Ze soms beoefent yoga in de ochtend.

hardly ever [bijwoord]

in a manner that almost does not occur or happen

bijna nooit

Ex: She hardly ever misses her morning jog .

Ze mist bijna nooit haar ochtendjogging.

never [bijwoord]

not at any point in time

nooit

Ex: She never eats meat ; she 's been vegetarian since birth .

Ze eet nooit vlees; ze is sinds haar geboorte vegetariër.

regular [bijvoeglijk naamwoord]

following a pattern, especially one with fixed or uniform intervals

regelmatig

Ex: The company follows a regular process for handling customer complaints .

Het bedrijf volgt een regelmatig proces voor het afhandelen van klachten van klanten.

gym [zelfstandig naamwoord]

a place with special equipment that people go to exercise or play sports

sportschool

Ex: He goes to the gym five times a week .

Hij gaat vijf keer per week naar de sportschool.

else [bijwoord]

in addition to what is already mentioned or known

anders

Ex: Do you want anything else from the store ?

Wilt u nog iets anders uit de winkel?

olympic [bijvoeglijk naamwoord]

related to or associated with the Olympic Games

olympisch

athlete [zelfstandig naamwoord]

a person who is good at sports and physical exercise, and often competes in sports competitions

atleet

Ex: As a professional athlete , he maintained a strict diet and exercise routine .

Als professionele atleet hield hij zich aan een strikt dieet en bewegingsroutine.

freak [zelfstandig naamwoord]

a person who is extremely passionate and dedicated to a particular activity or interest, to the point that it may seem like an addiction or obsession

enthousiast

to work out [werkwoord]

to exercise in order to get healthier or stronger

trainen

Ex: I work out with a friend to make the exercise routine more enjoyable .

Ik train met een vriend om de trainingsroutine leuker te maken.

tennis [zelfstandig naamwoord]

a sport in which two or four players use rackets to hit a small ball backward and forward over a net

tennis

Ex: He dreams of becoming a professional tennis player one day.

Hij droomt ervan om op een dag een professionele tennisspeler te worden.

tip [zelfstandig naamwoord]

a helpful suggestion or a piece of advice

tip

Ex: She gave him a useful tip for improving his golf swing .

Ze gaf hem een nuttige tip om zijn golfswing te verbeteren.

shape [zelfstandig naamwoord]

the state of physical fitness or health

Ex: She works out daily to stay in shape .

nut [zelfstandig naamwoord]

a person extremely enthusiastic or obsessed with something

Ex: He's a computer nut who spends hours coding.

gym rat [zelfstandig naamwoord]

a person who spends a lot of time working out or exercising at the gym

sportschoolrat

Ex: She transformed from a couch potato into a dedicated gym rat , embracing a healthier lifestyle .

Ze veranderde van een bankhanger in een sportschoolrat, en omarmde een gezondere levensstijl.

to fit [werkwoord]

to be of the right size or shape for someone

passen

Ex: Can you try on these shoes to see if they fit ?

Kunt u deze schoenen passen om te zien of ze passen?

healthy [bijvoeglijk naamwoord]

(of a person) not having physical or mental problems

gezond

Ex: Despite her age , she 's very healthy and active .

Ondanks haar leeftijd is ze erg gezond en actief.

fruit [zelfstandig naamwoord]

something we can eat that grows on trees, plants, or bushes

fruit

Ex: For a refreshing summer treat , try blending frozen fruit , like bananas and berries , into a creamy smoothie .

Voor een verfrissende zomerse traktatie, probeer bevroren fruit, zoals bananen en bessen, te blenden tot een romige smoothie.

vegetable [zelfstandig naamwoord]

a plant or a part of it that we can eat either raw or cooked

groente

Ex: Fresh vegetables like tomatoes , cucumbers , and lettuce make a delicious salad .

Verse groenten zoals tomaten, komkommers en sla maken een heerlijke salade.

sugar [zelfstandig naamwoord]

a sweet white or brown substance that is obtained from plants and used to make food and drinks sweet

suiker

Ex: A drizzle of sugar syrup over pancakes or waffles adds a delightful sweetness to breakfast.

Een scheutje suikerstroop over pannenkoeken of wafels voegt een heerlijke zoetheid toe aan het ontbijt.

to drink [werkwoord]

to put water, coffee, or other type of liquid inside of our body through our mouth

drinken

Ex: He prefers to drink hot chocolate in the winter , not in the summer .

Hij geeft er de voorkeur aan om in de winter warme chocolade te drinken, niet in de zomer.

careful [bijvoeglijk naamwoord]

giving attention or thought to what we are doing to avoid doing something wrong, hurting ourselves, or damaging something

voorzichtig

Ex: Be careful when crossing the street .

Wees voorzichtig bij het oversteken van de straat.

junk food [zelfstandig naamwoord]

unhealthy food, containing a lot of fat, sugar, etc.

junkfood

Ex: He decided to cut junk food from his diet for better health .

Hij besloot junkfood uit zijn dieet te schrappen voor een betere gezondheid.

as [bijwoord]

to the same extent or degree, used in comparisons to show equality or intensity

Ex: She can run as quickly as her brother .

Ze kan net zo snel rennen als haar broer.

possible [bijvoeglijk naamwoord]

able to exist, happen, or be done

mogelijk

Ex: Even when it seems unlikely , making new friends in a new city is possible .

Zelfs wanneer het onwaarschijnlijk lijkt, is het mogelijk om nieuwe vrienden te maken in een nieuwe stad.

oily [bijvoeglijk naamwoord]

(of food) containing a lot of oil

vettig

Ex: The fish was overly oily , making the dish feel heavy and rich .

De vis was te vettig, waardoor het gerecht zwaar en rijk aanvoelde.

fish [zelfstandig naamwoord]

flesh from a fish that we use as food

vis

Ex: He used white fish to make fish and vegetable stir-fry for a healthy dinner .

Hij gebruikte witte vis om een roerbak van vis en groenten te maken voor een gezonde maaltijd.

whenever [Voegwoord]

at any or every time

wanneer

Ex: The cat comes running to the kitchen whenever it smells food .

De kat komt rennend naar de keuken telkens wanneer hij eten ruikt.

extremely [bijwoord]

to a very great amount or degree

extreem

Ex: Her paintings are extremely impressive .

Haar schilderijen zijn extreem indrukwekkend.

at all [bijwoord]

to the smallest amount or degree

helemaal

Ex: Do you feel sick at all ?

Voel je je helemaal ziek?

all day long [bijwoord]

for the entire duration of the day without any interruption or break

de hele dag

Ex: She listened to music all day long .

Ze luisterde de hele dag naar muziek.

active [bijvoeglijk naamwoord]

(of a person) doing many things with a lot of energy

actief

Ex: Despite being retired , he remains active , taking part in various community activities .

Ondanks dat hij met pensioen is, blijft hij actief, door deel te nemen aan verschillende gemeenschapsactiviteiten.

lunchtime [zelfstandig naamwoord]

the time in the middle of the day when we eat lunch

lunchtijd

Ex: Lunchtime is my favorite part of the school day.

De lunchtijd is mijn favoriete deel van de schooldag.

desk [zelfstandig naamwoord]

furniture we use for working, writing, reading, etc. that normally has a flat surface and drawers

bureau

Ex: I have a picture frame with a family photo on my desk .

Ik heb een fotolijstje met een familiefoto op mijn bureau.

to order [werkwoord]

to ask for something, especially food, drinks, services, etc. in a restaurant, bar, or shop

bestellen

Ex: He ordered a round of drinks for everyone at the table .

Hij bestelde een rondje drank voor iedereen aan tafel.

to rate [werkwoord]

to judge the value or importance of something

beoordelen

Ex: The company rates its customer service very highly .

Het bedrijf waardeert zijn klantenservice zeer hoog.

yourself [Voornaamwoord]

used when a person who is addressed is both the one who does an action and the one who receives the action

jezelf

Ex: Have you hurt yourself ?

Heb je jezelf bezeerd?

to give up [werkwoord]

to stop trying when faced with failures or difficulties

opgeven

Ex: He refused to give up even when the odds were stacked against him .

Hij weigerde op te geven zelfs toen de kansen tegen hem waren.

below [bijwoord]

in a position or location situated beneath or lower than something else

onder

Ex: The painting hung high , with the console table sitting quietly below .

Het schilderij hing hoog, met de console tafel rustig eronder.

to improve [werkwoord]

to make a person or thing better

verbeteren

Ex: Regular exercise can improve your overall health .

Regelmatige lichaamsbeweging kan uw algehele gezondheid verbeteren.

Boek Interchange - Pre-intermediate
Klaslokaal Taal	Eenheid 1 - Deel 1	Eenheid 1 - Deel 2	Eenheid 2 - Deel 1
Eenheid 2 - Deel 2	Eenheid 2 - Deel 3	Eenheid 3 - Deel 1	Eenheid 3 - Deel 2
Eenheid 3 - Deel 3	Eenheid 4 - Deel 1	Eenheid 4 - Deel 2	Eenheid 5
Eenheid 6 - Deel 1	Eenheid 6 - Deel 2	Eenheid 7 - Deel 1	Eenheid 7 - Deel 2
Eenheid 8 - Deel 1	Eenheid 8 - Deel 2	Eenheid 9 - Deel 1	Eenheid 9 - Deel 2
Eenheid 10 - Deel 1	Eenheid 10 - Deel 2	Eenheid 11 - Deel 1	Eenheid 11 - Deel 2
Eenheid 12 - Deel 1	Eenheid 12 - Deel 2	Eenheid 13 - Deel 1	Eenheid 13 - Deel 2
Eenheid 14 - Deel 1	Eenheid 14 - Deel 2	Eenheid 14 - Deel 3	Eenheid 15
Eenheid 16 - Deel 1	Eenheid 16 - Deel 2