Woordenschat voor IELTS General (Score 5) - Family

Hier leer je enkele Engelse woorden met betrekking tot Familie die nodig zijn voor het General Training IELTS-examen.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

Vocabulary for General Training IELTS (5)

parent

[zelfstandig naamwoord]

our mother or our father

ouder, moeder of vader

Ex: The parents took turns reading bedtime stories to their children every night .De **ouders** lazen elke avond om de beurt een verhaaltje voor aan hun kinderen voor het slapengaan.

Sluiten

Inloggen

sibling

[zelfstandig naamwoord]

one's brother or sister

broer of zus, sibling

Ex: The siblings reunited for their parents ' anniversary , reminiscing about their childhood .De **broers en zussen** kwamen weer bij elkaar voor de verjaardag van hun ouders, terwijl ze terugdachten aan hun jeugd.

Sluiten

Inloggen

grandparent

[zelfstandig naamwoord]

someone who is our mom or dad's parent

grootvader, grootmoeder

Ex: She spends every Christmas with her grandparents.Ze brengt elke Kerstmis door met haar **grootouders**.

Sluiten

Inloggen

grandmother

[zelfstandig naamwoord]

the woman who is our mom or dad's mother

grootmoeder, oma

Ex: You should call your grandmother and wish her a happy birthday .Je zou je **grootmoeder** moeten bellen en haar een gelukkige verjaardag wensen.

Sluiten

Inloggen

grandfather

[zelfstandig naamwoord]

the man who is our mom's or dad's father

grootvader, opa

Ex: You should ask your grandfather for advice on how to fix your bike .Je zou je **opa** om advies moeten vragen over hoe je je fiets moet repareren.

Sluiten

Inloggen

grandchild

[zelfstandig naamwoord]

your daughter or son's child

kleinkind, kleinzoon/kleindochter

Ex: They are so proud of their grandchild for graduating from college .Ze zijn zo trots op hun **kleinkind** voor het afstuderen van de universiteit.

Sluiten

Inloggen

uncle

[zelfstandig naamwoord]

the brother of our father or mother or their sibling's husband

oom, oom door huwelijk

Ex: You should ask your uncle to share stories about your family 's history and traditions .Je zou je **oom** moeten vragen om verhalen te delen over de geschiedenis en tradities van je familie.

Sluiten

Inloggen

aunt

[zelfstandig naamwoord]

the sister of our mother or father or their sibling's wife

tante, tante

Ex: We love when our aunt comes to visit because she 's always full of fun ideas .We houden ervan wanneer onze **tante** op bezoek komt omdat ze altijd vol leuke ideeën zit.

Sluiten

Inloggen

nephew

[zelfstandig naamwoord]

our sister or brother's son, or the son of our husband or wife's siblings

neef, zoon van onze broer of zus

Ex: The proud uncle held his newborn nephew in his arms .De trotse oom hield zijn pasgeboren **neefje** in zijn armen.

Sluiten

Inloggen

niece

[zelfstandig naamwoord]

our sister or brother's daughter, or the daughter of our husband or wife's siblings

nicht, dochter van onze broer of zus

Ex: She and her niece enjoy gardening and planting flowers in the backyard .Zij en haar **nicht** genieten van tuinieren en bloemen planten in de achtertuin.

Sluiten

Inloggen

cousin

[zelfstandig naamwoord]

our aunt or uncle's child

neef, nicht

Ex: We always have a big family barbecue in the summer , and all our cousins bring their favorite dishes to share .We hebben altijd een grote familie barbecue in de zomer, en al onze **neven en nichten** brengen hun favoriete gerechten mee om te delen.

Sluiten

Inloggen

husband

[zelfstandig naamwoord]

the man you are officially married to

echtgenoot, man

Ex: She introduced her husband as a successful entrepreneur during the charity event .Ze stelde haar **man** voor als een succesvolle ondernemer tijdens het benefietevenement.

Sluiten

Inloggen

wife

[zelfstandig naamwoord]

the lady you are officially married to

echtgenote, vrouw

Ex: Tom and his wife have been happily married for over 20 years , and they still have a strong bond .Tom en zijn **vrouw** zijn al meer dan 20 jaar gelukkig getrouwd en hebben nog steeds een sterke band.

Sluiten

Inloggen

in-law

[zelfstandig naamwoord]

a person who is related to someone by marriage

schoonouder, familielid door huwelijk

Ex: She introduced her in-laws to her parents .Ze stelde haar **schoonouders** voor aan haar ouders.

Sluiten

Inloggen

stepfather

[zelfstandig naamwoord]

the man that is married to one's parent but is not one's biological father

stiefvader, tweede vader

Ex: The stepfather attended every school event , showing his unwavering support for his stepchildren .De **stiefvader** woonde elk school evenement bij, wat zijn onwankelbare steun voor zijn stiefkinderen toonde.

Sluiten

Inloggen

stepmother

[zelfstandig naamwoord]

the woman that is married to one's parent but is not one's biological mother

stiefmoeder, tweede moeder

Ex: The movie portrayed the stepmother as a caring and loving figure .De film portretteerde de **stiefmoeder** als een zorgzame en liefdevolle figuur.

Sluiten

Inloggen

stepsister

[zelfstandig naamwoord]

the daughter of one's stepfather or stepmother from a previous relationship

stiefzus, halfzus

Ex: The stepsisters planned a surprise birthday party for their father , working together to make it special .De **stiefzussen** planden een verrassingsfeestje voor hun vader en werkten samen om het speciaal te maken.

Sluiten

Inloggen

stepbrother

[zelfstandig naamwoord]

the son of one's stepfather or stepmother from a previous relationship

stiefbroer, halfbroer

Ex: It was strange at first to have a stepbrother, but now I ca n't imagine my life without him .Het was eerst vreemd om een **stiefbroer** te hebben, maar nu kan ik me mijn leven niet meer zonder hem voorstellen.

Sluiten

Inloggen

stepchild

[zelfstandig naamwoord]

a child of one's husband or wife from a former marriage

stiefkind, kind uit een vorig huwelijk

Ex: The counselor provided advice on how to navigate the dynamics of having a stepchild.

Sluiten

Inloggen

half-brother

[zelfstandig naamwoord]

a brother that shares only one biological parent with one

halfbroer, stiefbroer

Ex: Growing up , I did n't see my half-brother very often because he lived with his mom in another city .Toen ik opgroeide, zag ik mijn **halfbroer** niet vaak omdat hij bij zijn moeder in een andere stad woonde.

Sluiten

Inloggen

half-sister

[zelfstandig naamwoord]

a sister that shares only one biological parent with one

halfzus, stiefzus

Ex: Despite the age gap , my half-sister has always looked out for me like a big sister .Ondanks het leeftijdsverschil heeft mijn **halfzus** altijd voor me gezorgd als een grote zus.

Sluiten

Inloggen

twin

[zelfstandig naamwoord]

either of two children born at the same time to the same mother

tweeling, tweelingbroer of -zus

Ex: The twins decided to dress up in matching outfits for the party.De **tweeling** besloot om bijpassende outfits te dragen voor het feest.

Sluiten

Inloggen

godfather

[zelfstandig naamwoord]

(Christianity) a man who promises to take care of a child and teach them about the religion at a baptism ceremony

peetvader, doopvader

Ex: She valued the guidance and wisdom her godfather shared over the years .Ze waardeerde de begeleiding en wijsheid die haar **peetvader** door de jaren heen had gedeeld.

Sluiten

Inloggen

godmother

[zelfstandig naamwoord]

(Christianity) a woman who, during a baptism ceremony, promises to take care of a child and teach them about the religion

peetmoeder, doopmoeder

Ex: He appreciated his godmother's guidance throughout his life .Hij waardeerde de begeleiding van zijn **peetmoeder** gedurende zijn hele leven.

Sluiten

Inloggen

godson

[zelfstandig naamwoord]

a male child in the care of his godparents

peetzoon, geestelijke zoon

Sluiten

Inloggen

goddaughter

[zelfstandig naamwoord]

a female child in the care of her godparents

peetdochter, dochterpeet

Sluiten

Inloggen

relative

[zelfstandig naamwoord]

a family member who is related to us by blood or marriage

familielid, verwant

Ex: Despite living far away , we keep in touch with our relatives through video calls .Ondanks dat we ver weg wonen, blijven we in contact met onze **familieleden** via videogesprekken.

Sluiten

Inloggen

kin

[zelfstandig naamwoord]

a person's family and relatives

verwanten, familie

Ex: I have n’t seen my kin in years , but we still keep in touch .Ik heb mijn **familie** al jaren niet gezien, maar we houden nog steeds contact.

Sluiten

Inloggen

Woordenschat voor IELTS General (Score 5)

LanGeek app downloaden

Langeek

Woordenschat voor IELTS General (Score 5) - Family