Dagelijks leven - Transportation

Here you will find slang for transportation, covering terms for vehicles, travel, and getting around in both everyday and casual contexts.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

to total [werkwoord]

volledig vernietigen

Ex: She accidentally totaled her new SUV while driving on the icy road .

Ze heeft per ongeluk haar nieuwe SUV total loss gereden terwijl ze op de ijzige weg reed.

whip [zelfstandig naamwoord]

wagen

Ex: I need to wash my whip before heading to the party .

Ik moet mijn auto wassen voordat ik naar het feest ga.

bimmer [zelfstandig naamwoord]

een BMW

Ex:

Ze rijdt elke dag met een bimmer naar haar werk.

beemer [zelfstandig naamwoord]

een beemer

Ex:

Ze houdt ervan om in het weekend op haar beemer te rijden.

Christmas tree [zelfstandig naamwoord]

Kerstboom

Ex: Do n't drive too long with the Christmas tree on ; it could be serious .

Rijd niet te lang met de kerstboom aan; het kan ernstig zijn.

lowrider [zelfstandig naamwoord]

een auto die is aangepast om lager bij de grond te zitten

Ex: Lowriders are a big part of the West Coast car scene .

Lowriders zijn een groot deel van de autoscène aan de Westkust.

motorhead [zelfstandig naamwoord]

motorhead

Ex:

Ze is een motorfanaat die een motor vanaf nul kan herbouwen.

apehanger [zelfstandig naamwoord]

hoge stuur

Ex:

Ze had een beetje moeite met rijden met apehangers voor de eerste keer.

ride [zelfstandig naamwoord]

auto

Ex: I just bought a new ride and ca n't wait to show it off .

Ik heb net een nieuwe auto gekocht en kan niet wachten om hem te showen.

Lambo [zelfstandig naamwoord]

Lambo

Ex:

Ze kwam op het feest in een rode Lambo.

skrrt [tussenwerpsel]

vroem

Ex:

Skrrt! De fiets piepte bij het nemen van de scherpe bocht.

roadie [zelfstandig naamwoord]

wegwielrenner

Ex:

Ze is een toegewijde roadie en gaat zelden mountainbiken.

to hop on [werkwoord]

instappen in

Ex: I 'll hop on the subway at the next stop .

Ik zal bij de volgende halte in de metro stappen.

to hop off [werkwoord]

uitstappen

Ex:

Ik stap meestal af in het centrum.

to swoop [werkwoord]

ophalen

Ex: Can you swoop by and pick me up after work ?

Kun je langskomen om me op te halen na het werk?

to [hang] a left [Zinsdeel]

to make a left turn while driving or walking

Ex:

to [hang] a right [Zinsdeel]

to make a right turn while driving or walking

Ex:

to shut down [werkwoord]

inhalen

Ex: They shut down the competition during the race .

Ze hebben de concurrentie tijdens de race shut down.

to [ride|sit] shotgun [Zinsdeel]

to take the front passenger seat in a vehicle such as a car or truck

Ex: She always insists on sitting shotgun when we carpool to work .

Dagelijks leven
Motion & Departure	Food & Eating	Diner & Kitchen Lingo	Pets & Animals
Cognitive Processes & Actions	Transportation	Shopping & Consumer Culture	Places & Spaces