wekker
Ik zet mijn wekker aan de andere kant van de kamer om mezelf te dwingen uit bed te komen.
Hier leer je enkele Engelse woorden over huishoudelijke apparaten en apparaten, zoals "wekker", "afwasmachine" en "verwarming", voorbereid voor A2-leerders.
Herzien
Flashcards
Spelling
Quiz
wekker
Ik zet mijn wekker aan de andere kant van de kamer om mezelf te dwingen uit bed te komen.
uitrusting
De elektriciën droeg een gereedschapskist vol uitrusting voor het repareren van elektrische problemen.
apparaat
De afstandsbediening is een handig apparaat om de tv op afstand te bedienen.
luidspreker
De luidspreker op de luchthaven kondigde de instapinformatie aan.
camera
De lens van de camera moet regelmatig worden schoongemaakt om stof en vlekken te voorkomen.
vaatwasser
De vaatwasser is energiezuinig, bespaart water en elektriciteit.
wasmachine
Ze stopte haar vuile kleren in de wasmachine en voegde wasmiddel toe.
koffiezetapparaat
Ze gebruikt elke ochtend een koffiezetapparaat om haar favoriete koffie te zetten.
broodroosteroven
De deur van de broodroosteroven moet tijdens het koken stevig gesloten zijn om de warmte vast te houden.
airconditioner
De airconditioner heeft een timerfunctie, zodat u deze kunt instellen om automatisch uit te schakelen.
verwarming
De verwarming maakt een zoemend geluid wanneer hij aan staat.
radio
Ze dansen op de muziek van de radio.
telefoon
Ze kreeg een telefoontje van een onbekend nummer op haar telefoon.
lijn
Houd de lijn alstublieft, en ik zal u doorverbinden met de juiste afdeling.
haardroger
Ze gebruikte een haardroger om haar natte haar snel te drogen.
ventilator
Ze plaatste een kleine ventilator op haar bureau om fris te blijven tijdens het studeren.
stofzuiger
Mijn moeder gebruikt de stofzuiger om elke week de tapijten schoon te maken.
strijkijzer
Mijn zus heeft me een handige truc geleerd om kragen en manchetten te strijken.
afstandsbediening
Ze kocht een nieuwe afstandsbediening voor haar slimme tv om toegang te krijgen tot alle functies.
rookmelder
De rookmelder is uitgerust met een luid alarm om bewoners te waarschuwen voor een mogelijke brand.
uitschakelen
Ze hebben de verwarming uitgezet om energie te besparen.
werken
De machine stopte plotseling met werken.
damaged and not functioning as intended
gebruiken
Ik gebruik mijn sleutels om de deur te openen.
systeem
Het systeem van verwarming in het huis houdt ons warm tijdens de winter.
repareren
Ze leerde hoe ze de lekke band van haar fiets moest repareren.
zaklamp
Ze heeft altijd een zaklamp in haar tas voor noodgevallen.
tapijt
Mijn grootmoeder werd boos toen ik per ongeluk sap op het tapijt morste.
meubilair
De meubelwinkel heeft een groot aanbod van banken, tafels en stoelen.