A2 Woordenlijst - Gezondheid en Ziekte

Hier leer je enkele Engelse woorden over gezondheid en ziekte, zoals "genezing", "ziekte" en "oorpijn", voorbereid voor A2-leerders.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

health [zelfstandig naamwoord]

gezondheid

Ex:

Ik moet me meer concentreren op mijn mentale gezondheid.

life [zelfstandig naamwoord]

leven

Ex: He leads a quiet life in the countryside .

Hij leidt een rustig leven op het platteland.

death [zelfstandig naamwoord]

dood

Ex: There has been an increase in deaths from cancer .

Er is een toename van sterfgevallen door kanker.

diet [zelfstandig naamwoord]

dieet

Ex: I 'm trying a new diet where I only eat organic foods .

Ik probeer een nieuw dieet waarbij ik alleen biologische voedingsmiddelen eet.

energy [zelfstandig naamwoord]

energie

Ex: I need a cup of coffee to boost my energy .

Ik heb een kopje koffie nodig om mijn energie te boosten.

habit [zelfstandig naamwoord]

gewoonte

Ex: His habit of checking his phone constantly can be distracting .

Zijn gewoonte om constant zijn telefoon te checken kan afleidend zijn.

illness [zelfstandig naamwoord]

ziekte

Ex: The patient was unable to recover from his illness .

De patiënt kon niet herstellen van zijn ziekte.

disease [zelfstandig naamwoord]

ziekte

Ex: She campaigns for awareness of the disease .

Ze voert campagne voor bewustwording van de ziekte.

ache [zelfstandig naamwoord]

pijn

Ex: My grandmother always complains about an ache in her leg .

Mijn grootmoeder klaagt altijd over een pijn in haar been.

earache [zelfstandig naamwoord]

oorpijn

Ex: If your earache is accompanied by a fever , you should see a doctor immediately .

Als uw oorpijn gepaard gaat met koorts, moet u onmiddellijk een arts raadplegen.

headache [zelfstandig naamwoord]

hoofdpijn

Ex: I ca n't concentrate on this report ; I 've got a terrible headache .

Ik kan me niet concentreren op dit rapport; ik heb vreselijke hoofdpijn.

backache [zelfstandig naamwoord]

rugpijn

Ex: He could n't play football due to a severe backache .

Hij kon niet voetballen vanwege een ernstige rugpijn.

toothache [zelfstandig naamwoord]

kiespijn

Ex: He could n't eat his ice cream because of his toothache .

Hij kon zijn ijsje niet eten vanwege zijn kiespijn.

flu [zelfstandig naamwoord]

griep

Ex: He has a high fever ; it might be the flu .

Hij heeft hoge koorts; het kan griep zijn.

virus [zelfstandig naamwoord]

virus

Ex: The doctor said it was a virus , so antibiotics would n't help .

De dokter zei dat het een virus was, dus antibiotica zouden niet helpen.

effect [zelfstandig naamwoord]

effect

Ex: His speech had a strong effect on the audience .

Zijn toespraak had een sterk effect op het publiek.

problem [zelfstandig naamwoord]

probleem

Ex: John needs help from a mechanic to fix the engine problem in his motorcycle .

John heeft hulp nodig van een monteur om het probleem met de motor van zijn motorfiets op te lossen.

fever [zelfstandig naamwoord]

koorts

Ex: The doctor said the fever should subside in a couple of days .

De dokter zei dat de koorts binnen een paar dagen moet afnemen.

cough [zelfstandig naamwoord]

hoest

Ex: Her cough sounds worse than yesterday .

Haar hoest klinkt erger dan gisteren.

sneeze [zelfstandig naamwoord]

nies

Ex: She could n't hold back the sneeze during the quiet moment .

Ze kon de nies niet inhouden tijdens het stille moment.

cold [zelfstandig naamwoord]

verkoudheid

Ex:

Als je verkouden bent, is het het beste om uit te rusten en veel vocht te drinken.

sore throat [zelfstandig naamwoord]

keelpijn

Ex: He always gets a sore throat when the weather changes

Hij krijgt altijd keelpijn wanneer het weer verandert.

medication [zelfstandig naamwoord]

medicijn

Ex: Some medications can have side effects , so read the instructions carefully

Sommige medicijnen kunnen bijwerkingen hebben, dus lees de instructies zorgvuldig.

rest [zelfstandig naamwoord]

rust

Ex: I felt refreshed after a night 's rest .

Ik voelde me verfrist na een nacht rust.

pill [zelfstandig naamwoord]

pil

Ex: My allergy pills are in the medicine cabinet .

Mijn allergiepillen zitten in de medicijnkast.

patient [zelfstandig naamwoord]

patiënt

Ex: My grandmother is a patient at the local dental clinic .

Mijn grootmoeder is een patiënt in de lokale tandartskliniek.

cure [zelfstandig naamwoord]

geneesmiddel

Ex: The medicine provided relief , but it was n't a permanent cure .

Het medicijn verlichtte de pijn, maar het was geen permanente genezing.

to live [werkwoord]

leven

Ex: Non-smokers typically live longer than smokers .

Niet-rokers leven doorgaans langer dan rokers.

to die [werkwoord]

sterven

Ex: Despite the efforts of the medical team , the patient succumbed to their illness and died peacefully .

Ondanks de inspanningen van het medische team, bezweek de patiënt aan zijn ziekte en stierf vredig.

need [zelfstandig naamwoord]

behoefte

Ex: My main need right now is a good night 's sleep .

Mijn belangrijkste behoefte op dit moment is een goede nachtrust.

to [go] to bed [Zinsdeel]

to lie down in your bed to sleep, whether at night or for a nap during the day

Ex: She always goes to bed at 10 PM to ensure she gets enough sleep .

stomachache [zelfstandig naamwoord]

buikpijn

Ex:

Ze voelde een buikpijn opkomen na de achtbaanrit.

A2 Woordenlijst
Huiselijke apparaten en apparaten	Kleding en accessoires	Kleuren en Vormen	Computer en Informatie
School en Onderwijs	Dieren	Appearance	Het Menselijk Lichaam
Voegwoorden en Voorzetsels	Communication	Bioscoop en Theater	Muziek en Literatuur
Familie en Vrienden	Restaurants en eten	Gezondheid en Ziekte	Hobby's en Dagelijkse Activiteiten
Home	Tijd en Datum	Noodzakelijke tegenovergestelde bijvoeglijke naamwoorden	Natuur en natuurrampen
Geld en Winkelen	Banen en Werk	Sport	Tourism
Het Weer	Quantity	Landen en Nationaliteiten	Talen en Grammatica
Basiswerkwoorden	Bloemen, Fruit en Noten	Persoonlijkheid en Gedrag	Food
Blessures en Ziekten	Werkgelegenheid en Beroepen	Oefening en Wedstrijden	Reizen
Meubilair en Huishoudelijke artikelen	Stad en platteland	Measurement	De Geest
Essentiële bijwoorden	Essentiële tegenovergestelde bijvoeglijke naamwoorden	Emoties	Modale en andere werkwoorden
Mathematics	Wetenschap en de Natuurlijke Wereld	Noodzakelijke werkwoorden	Veelvoorkomende werkwoorden
Essentiële werkwoorden	Voornaamwoorden en bepalingen