pattern

A2 Woordenlijst - Basiszinwerkwoorden

Hier leert u enkele Engelse basiswerkwoorden, zoals "deal with", "go in" en "finder out", voorbereid voor A2-leerlingen.

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
CEFR A2 Vocabulary
to deal with
[werkwoord]

to take the necessary action regarding someone or something specific

omgaan met, zich bezighouden met

omgaan met, zich bezighouden met

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to go in
[werkwoord]

to enter a place, building, or location

binnenkomen, in gaan

binnenkomen, in gaan

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to go out
[werkwoord]

to leave the house and attend a specific social event to enjoy your time

uitgaan, de deur uitgaan

uitgaan, de deur uitgaan

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to get in
[werkwoord]

to physically enter a vehicle, such as a car or taxi

instappen, binnengaan

instappen, binnengaan

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to get out
[werkwoord]

to leave somewhere such as a room, building, etc.

uitgaan, weggaan

uitgaan, weggaan

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to turn up
[werkwoord]

to turn a switch on a device so that it makes more sound, heat, etc.

het geluid harder zetten, het apparaat harder zetten

het geluid harder zetten, het apparaat harder zetten

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to turn down
[werkwoord]

to turn a switch on a device so that it makes less sound, heat, etc.

verlagen, terugdraaien

verlagen, terugdraaien

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to go up
[werkwoord]

to go to a higher place

omhoog gaan, opgaan

omhoog gaan, opgaan

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to go down
[werkwoord]

to move from a higher location to a lower one

afgaan, omlaag gaan

afgaan, omlaag gaan

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to get on
[werkwoord]

to enter a bus, ship, airplane, etc.

instappen, aan boord gaan

instappen, aan boord gaan

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to get off
[werkwoord]

to leave a bus, train, airplane, etc.

afstappen, uitstappen

afstappen, uitstappen

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to put down
[werkwoord]

to stop carrying something by putting it on the ground

neerzetten, neerlaten

neerzetten, neerlaten

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to pick up
[werkwoord]

to take and lift something or someone up

opnemen, ophouden

opnemen, ophouden

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to come in
[werkwoord]

to enter a place or space

binnenkomen, te binnenkomen

binnenkomen, te binnenkomen

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to grow up
[werkwoord]

to change from being a child into an adult little by little

opgroeien, groeien

opgroeien, groeien

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to find out
[werkwoord]

to get information about something after actively trying to do so

uiteindelijke ontdekken, achterhalen

uiteindelijke ontdekken, achterhalen

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to get up
[werkwoord]

to get on our feet and stand up

opstaan, verheffen

opstaan, verheffen

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to hurry up
[werkwoord]

to act more quickly because there is not much time

haast je, schiet op

haast je, schiet op

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to throw out
[werkwoord]

to get rid of something that is no longer needed

verwerpen, weggooien

verwerpen, weggooien

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to calm down
[werkwoord]

to become less angry, upset, or worried

kalmeren, ontspannen

kalmeren, ontspannen

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to slow down
[werkwoord]

to move with a lower speed or rate of movement

afremmen, langzaam bewegen

afremmen, langzaam bewegen

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to look around
[werkwoord]

to turn your head to see the surroundings

omkijken, om zich heen kijken

omkijken, om zich heen kijken

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to turn around
[werkwoord]

to change your position so as to face another direction

omdraaien, zich omdraaien

omdraaien, zich omdraaien

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to get back
[werkwoord]

to return to a place, state, or condition

teruggaan, terugkeren

teruggaan, terugkeren

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to look up
[werkwoord]

to try to find information in a dictionary, computer, etc.

opzoeken, naslaan

opzoeken, naslaan

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to let in
[werkwoord]

to let something or someone enter a place

laten binnen, toelaten

laten binnen, toelaten

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to try on
[werkwoord]

to put on a piece of clothing to see if it fits and how it looks

aanpassen, passen

aanpassen, passen

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to switch on
[werkwoord]

to make something start working usually by flipping a switch

inschakelen, aanzetten

inschakelen, aanzetten

Ex: switch on the heating system when winter begins .
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to switch off
[werkwoord]

to make something stop working usually by flipping a switch

uitschakelen, afsluiten

uitschakelen, afsluiten

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to wake up
[werkwoord]

to cause a person or animal stop being asleep

wakker maken, wekken

wakker maken, wekken

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
LanGeek
LanGeek app downloaden