Nummers
Nummers in de Engelse grammatica helpen bij het uitdrukken van hoeveelheid en volgorde, en vormen de basis voor duidelijke en nauwkeurige communicatie.
Wat zijn nummers?
Nummers zijn symbolen die worden gebruikt om de hoeveelheid of het aantal dingen aan te geven. In deze les leren we hoe we in het Engels over getallen kunnen praten.
1-10
De volgende lijst toont de nummers één tot tien:
- 1 → One (eén)
- 2 → Two (twee)
- 3 → Three (drie)
- 4 → Four (vier)
- 5 → Five (vijf)
- 6 → Six (zes)
- 7 → Seven (zeven)
- 8 → Eight (acht)
- 9 → Nine (negen)
- 10 → Ten (tien)
Laten we nu enkele voorbeelden bekijken:
There is
Er ligt
There are
Er staan
Waarschuwing!
Verwarr 'three' (drie) niet met 'tree' (boom).
11-20
Bekijk nu de lijst met nummers 11-20:
- 11 → Eleven (elf)
- 12 → Twelve (twaalf)
- 13 → Thirteen (dertien)
- 14 → Fourteen (veertien)
- 15 → Fifteen (vijftien)
- 16 → Sixteen (zestien)
- 17 → Seventeen (zeventien)
- 18 → Eighteen (achttien)
- 19 → Nineteen (negentien)
- 20 → Twenty (twintig)
Hier zijn enkele voorbeelden:
She can see
Ze kan
There are
Er zijn nog
Sam feels sad for that
Sam voelt zich verdrietig om dat
21-29
Om nummers zoals 21, 22, enz. te schrijven, wordt er een koppelteken (-) geplaatst tussen de delen van het samengestelde nummer. Deze regel geldt voor alle samengestelde nummers van 21 tot 99.
- 21 → Twenty-one (eenentwintig)
- 24 → Twenty-four (vierentwintig)
- 27 → Twenty-seven (zevenentwintig)
- 29 → Twenty-nine (negenentwintig)
Tip!
In het Engels wordt een samengesteld nummer zoals 35 niet gelezen als 'thirty and five', maar als 'thirty-five'.
Meervouden van 10
De onderstaande lijst toont de geschreven vorm van meervouden van 10, zoals 20, 30, 40, enz.
- 30 → Thirty (dertig)
- 40 → Forty (veertig)
- 50 → Fifty (vijftig)
- 60 → Sixty (zestig)
- 70 → Seventy (zeventig)
- 80 → Eighty (tachtig)
- 90 → Ninety (negentig)
- 100 → One Hundred (honderd)
Laten we nu een voorbeeld bekijken:
There were around
Er waren ongeveer
Tip!
Verwarr de uitspraak van sommige nummers niet. Bijvoorbeeld:
15 → fifteen: /ˌfɪfˈtiːn/
vijftien
50 → fifty → /ˈfɪfti/
vijftig